ECLI:NL:CRVB:2021:3364

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 december 2021
Publicatiedatum
1 februari 2022
Zaaknummer
20/3493 AOW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring beroep wegens ontbreken procesbelang in AOW-zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die in Marokko woont, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) dat hem een voorlopig ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) had toegekend ter hoogte van 46% van het volledige pensioen, omdat hij in totaal 27 jaar niet verzekerd zou zijn geweest. Het bezwaar tegen dit besluit werd door de Svb niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Later werd aan de appellant een definitief ouderdomspensioen van 50% toegekend, omdat hij in totaal 25 jaar niet verzekerd was geweest. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard, omdat het procesbelang ontbrak. De rechtbank overwoog dat de appellant met zijn beroep een hoger voorschot wilde verkrijgen, maar dat dit doel niet kon worden bereikt, aangezien hij al een definitief pensioen had ontvangen dat hoger was dan het voorlopige pensioen. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

20.3493 AOW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 september 2020, 19/4700 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (Marokko) (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 17 december 2021
Zitting heeft: mr. A. van Gijzen
Griffier: M. Buur
Ter zitting is via beeldbellen verschenen: mr. A.F.L.B. Metz

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Inleiding
1.1.
Bij besluit van 21 november 2018 heeft de Svb aan appellant vanaf 1 juli 2018 een voorlopig ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) toegekend ter hoogte van 46% van het volledige pensioen, omdat hij in totaal voor 27 jaar niet verzekerd zou zijn geweest. Op 26 april 2019 heeft de Svb het bezwaar van appellant ontvangen tegen dit besluit. Bij het bestreden besluit van 19 juli 2019 is het bezwaar tegen het besluit van 21 november 2018 niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding.
1.2.
Bij besluit van 29 april 2019 heeft de Svb aan appellant vanaf 1 juli 2018 een definitief ouderdomspensioen toegekend ter hoogte van 50%, omdat hij in totaal 25 jaar niet verzekerd is geweest. Bij beslissing op bezwaar van 3 januari 2020 is het bezwaar tegen het besluit van 29 april 2019 ongegrond verklaard.
1.3.
Bij uitspraak van 26 mei 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:3067, heeft de rechtbank het beroep tegen de beslissing op bezwaar van 3 januari 2020 niet-ontvankelijk verklaard, omdat appellant buiten de termijn beroep heeft ingesteld. Bij uitspraak van 21 januari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:268, heeft de rechtbank het verzet tegen die uitspraak ongegrond verklaard.
Het oordeel van de rechtbank
2. Het beroep van appellant tegen het bestreden besluit is niet-ontvankelijk verklaard, omdat het procesbelang ontbreekt. Daarvoor heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat aan appellant bij besluit van 29 april 2019 een definitief pensioen is toegekend, dat hoger is dan het voorschot. Appellant heeft ook een nabetaling ontvangen. Gelet op die omstandigheden heeft de rechtbank zich ambtshalve voor de vraag gesteld of appellant in de beroepsprocedure kan bereiken wat hij beoogt. Appellant wil met zijn beroepsprocedure een hoger voorschot krijgen. Dat doel kan hij niet bereiken met de beroepsprocedure. Het maximaal te behalen resultaat is een vernietiging van het bestreden besluit, waarna de Svb het bezwaarschrift alsnog inhoudelijk dient te behandelen. In dat geval kan de Svb alleen nog vaststellen dat appellant geen belang heeft bij een beoordeling van het bezwaar tegen het voorlopige ouderdomspensioen, omdat al een definitief pensioen is toegekend. Nu niet aannemelijk is dat appellant schade heeft geleden, ontbreekt het procesbelang.
Standpunt in hoger beroep
3. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de Svb hem een te laag ouderdomspensioen heeft toegekend.
Het oordeel van de Raad
4.1.
Het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen worden ten volle onderschreven. Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden.
4.2.
Hieruit volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
De griffier is verhinderd te ondertekenen. (getekend) A. van Gijzen