ECLI:NL:CRVB:2021:3356
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep door het Uwv en proceskostenveroordeling
Op 30 december 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 19/3155 WAJONG. Deze uitspraak betreft een hoger beroep dat was ingesteld door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg van 6 juni 2019. In deze procedure heeft appellant, het Uwv, op 1 september 2021 het hoger beroep ingetrokken. Betrokkene, die in deze zaak vertegenwoordigd werd door mr. W.G.M.M. van Montfort, heeft verzocht om een proceskostenveroordeling van het Uwv. De Centrale Raad heeft, onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht, besloten het onderzoek ter zitting achterwege te laten en het onderzoek te sluiten.
De Raad overweegt dat volgens artikel 8:118, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, in geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij kan worden veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank had het Uwv in de eerdere uitspraak al veroordeeld in de proceskosten in de eerste instantie, waardoor de Raad niet opnieuw hierover hoefde te oordelen. De Centrale Raad heeft appellant veroordeeld in de kosten die betrokkene redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het hoger beroep. De kosten zijn begroot op € 1.122,- voor verleende rechtsbijstand, conform het Besluit proceskosten bestuursrecht.
De uitspraak is openbaar gedaan op 30 december 2021 door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, met K.R. van Renswoude als griffier.