ECLI:NL:CRVB:2021:3356

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 december 2021
Publicatiedatum
4 januari 2022
Zaaknummer
19/3155 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep door het Uwv en proceskostenveroordeling

Op 30 december 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 19/3155 WAJONG. Deze uitspraak betreft een hoger beroep dat was ingesteld door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg van 6 juni 2019. In deze procedure heeft appellant, het Uwv, op 1 september 2021 het hoger beroep ingetrokken. Betrokkene, die in deze zaak vertegenwoordigd werd door mr. W.G.M.M. van Montfort, heeft verzocht om een proceskostenveroordeling van het Uwv. De Centrale Raad heeft, onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht, besloten het onderzoek ter zitting achterwege te laten en het onderzoek te sluiten.

De Raad overweegt dat volgens artikel 8:118, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, in geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij kan worden veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank had het Uwv in de eerdere uitspraak al veroordeeld in de proceskosten in de eerste instantie, waardoor de Raad niet opnieuw hierover hoefde te oordelen. De Centrale Raad heeft appellant veroordeeld in de kosten die betrokkene redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het hoger beroep. De kosten zijn begroot op € 1.122,- voor verleende rechtsbijstand, conform het Besluit proceskosten bestuursrecht.

De uitspraak is openbaar gedaan op 30 december 2021 door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, met K.R. van Renswoude als griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 30 december 2021
19/3155 WAJONG
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:118 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 6 juni 2019, 16/1499 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (appellant)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 1 september 2021 heeft appellant het hoger beroep ingetrokken.
Namens betrokkene heeft mr. W.G.M.M. van Montfort verzocht appellant te veroordelen in de proceskosten.
Appellant heeft een verweerschrift ingediend.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:118, eerste lid, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij bij afzonderlijke uitspraak met overeenkomstige toepassing van artikel 8:75 van de Awb kan worden veroordeeld in de proceskosten.
De rechtbank heeft het Uwv in de aangevallen uitspraak reeds veroordeeld in de proceskosten in beroep. Daarover hoeft de Raad dus niet meer te oordelen.
Gelet hierop wordt appellant veroordeeld in de kosten die betrokkene in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.122,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt appellant in de kosten van betrokkene tot een bedrag van € 1.122,-.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid
van K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
30 december 2021.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) K.R. van Renswoude