ECLI:NL:CRVB:2021:3323
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats op basis van niet voldoen aan voorwaarden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die in het bezit is van een gehandicaptenparkeerkaart voor passagiers, had op 14 maart 2018 een aanvraag ingediend voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats bij zijn woning. Deze aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, omdat de appellant beschikte over een hulpmiddel om de afstand tussen zijn woning en voertuig te overbruggen en over een parkeergelegenheid op eigen terrein. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
Tijdens de zitting op 1 december 2021 heeft de appellant, bijgestaan door zijn advocaat, zijn bezwaren tegen de afwijzing toegelicht. Hij stelde dat het moeilijk is om met zijn rolstoel door de tuindeur te komen en dat het aanpassen van de tuindeur niet eenvoudig is. De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat de appellant over alternatieve routes beschikt om zijn parkeerplaats te bereiken. De Raad heeft geen nieuwe gronden gevonden die aanleiding geven om van het eerdere oordeel af te wijken.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geoordeeld dat het hoger beroep niet slaagt. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.