ECLI:NL:CRVB:2021:3321
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- L.M. Tobé
- E.J. van der Veldt
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de uitspraak van de rechtbank inzake kostenvergoeding in bezwaar en beroep onder de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De rechtbank had in haar uitspraak van 4 maart 2020 het beroep van appellant tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Vlissingen ongegrond verklaard. Dit besluit betrof de toekenning van een maatwerkvoorziening voor huishoudelijke hulp op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Appellant had bezwaar gemaakt tegen de omvang van de toegekende hulp, die was vastgesteld op 1,5 uur per week, en had verzocht om vergoeding van de kosten die hij in bezwaar had gemaakt. De rechtbank had echter geoordeeld dat appellant onvoldoende had onderbouwd dat hij meer uren huishoudelijke hulp nodig had en had geen vergoeding voor de kosten in bezwaar toegekend.
In hoger beroep heeft appellant zich uitsluitend gericht tegen de beslissing van de rechtbank over de proceskosten. Hij stelde dat de rechtbank ten onrechte de wegingsfactor voor de kosten in bezwaar op 0,5 had vastgesteld, terwijl deze volgens hem gemiddeld had moeten zijn. De Raad heeft overwogen dat de rechtbank niet voldoende had gemotiveerd waarom de zaak als licht was aangemerkt en dat er geen grond was voor het oordeel dat de juridische en feitelijke complexiteit van de zaak afweek van het gemiddelde. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en het beroep gegrond verklaard. Het college is veroordeeld tot vergoeding van de kosten in bezwaar, beroep en hoger beroep, in totaal € 2.190,-, en het griffierecht van € 177,- moet ook worden vergoed.
Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door bestuursorganen bij het vaststellen van wegingsfactoren voor proceskosten en bevestigt dat appellanten recht hebben op een kostenvergoeding indien hun bezwaar gegrond is verklaard.