ECLI:NL:CRVB:2021:3220
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging nabestaandenuitkering wegens niet meewerken aan arbeidsongeschiktheidsonderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de beëindiging van een nabestaandenuitkering door de Sociale verzekeringsbank (Svb) aan appellante, die in Marokko woont. De Svb heeft de uitkering beëindigd omdat het jongste kind van appellante de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt. Appellante heeft aangevoerd dat zij meer dan 45% arbeidsongeschikt is en dat zij om die reden de uitkering wil behouden. Echter, de Svb kan dit niet vaststellen omdat appellante niet meewerkt aan het vereiste onderzoek naar haar arbeidsongeschiktheid.
De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak geoordeeld dat de Svb terecht de uitkering heeft beëindigd, omdat appellante niet de benodigde medische informatie heeft overgelegd die haar stelling van arbeidsongeschiktheid kan onderbouwen. Tijdens de zitting op 12 november 2021 is appellante niet verschenen, en de Svb heeft zich ook niet laten vertegenwoordigen. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij is vastgesteld dat er geen objectieve gronden zijn die appellante beletten om naar Nederland te reizen voor medisch onderzoek. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat het hoger beroep van appellante niet kan slagen.
De uitspraak benadrukt het belang van medewerking aan onderzoeken die nodig zijn om de arbeidsongeschiktheid vast te stellen, en dat het ontbreken van medische stukken van appellante haar zaak niet ondersteunt. De Centrale Raad van Beroep heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.