ECLI:NL:CRVB:2021:3166
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep tegen college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder
Op 14 december 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 21/495 PW. Deze uitspraak betreft een hoger beroep dat door appellant, vertegenwoordigd door mr. H. Hulshof, is ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 7 januari 2021. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder had op 10 juni 2021 een nieuw besluit genomen, waarop appellant zijn hoger beroep op 22 juni 2021 heeft ingetrokken. Tegelijkertijd heeft appellant verzocht om een proceskostenveroordeling van het college.
De Raad heeft vastgesteld dat het college volledig tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellant met het nieuwe besluit. Op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Raad besloten het college te veroordelen in de proceskosten die appellant heeft gemaakt in verband met het bezwaar, beroep en hoger beroep. De kosten zijn begroot op € 534,- voor bezwaar, € 1.496,- voor beroep en € 748,- voor hoger beroep, wat leidt tot een totaalbedrag van € 2.778,-.
De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door E.C.R. Schut, met K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is genomen in het kader van de artikelen 8:75 en 8:108 van de Awb, die de mogelijkheid bieden om een bestuursorgaan te veroordelen in de proceskosten bij intrekking van het beroep.