ECLI:NL:CRVB:2021:3156

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 december 2021
Publicatiedatum
14 december 2021
Zaaknummer
19/2106 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep tegen de Sociale verzekeringsbank

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 december 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb). Het hoger beroep was ingesteld door mr. M.H.J. van Geffen, advocaat van appellant, na een herziene beslissing op bezwaar van de Svb op 27 mei 2021. Appellant heeft op 14 september 2021 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling van de Svb. De Svb heeft geen verweerschrift ingediend en het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten, conform artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De Centrale Raad van Beroep overweegt dat, op basis van artikel 8:75a van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. Aangezien de Svb met de herziene beslissing op bezwaar volledig aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen, is het hoger beroep ingetrokken. De Raad heeft de Svb veroordeeld in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten zijn begroot op € 748,- voor verleende rechtsbijstand. Appellant kan zich voor vergoeding van het betaalde griffierecht in hoger beroep rechtstreeks tot de Svb wenden.

De uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier, en is openbaar uitgesproken op 14 december 2021.

Uitspraak

Datum uitspraak: 14 december 2021
19/2106 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
4 april 2019, 18/5750 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. M.H.J. van Geffen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft op 27 mei 2021 een herziene beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 14 september 2021 heeft mr. Van Geffen namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht de Svb te veroordelen in de proceskosten.
De Svb heeft geen verweerschrift ingediend.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat de Svb met de herziene beslissing op bezwaar van 27 mei 2021 volledig aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
Aangezien de rechtbank bij de aangevallen uitspraak al heeft beslist ten aanzien van de kosten in verband met de procedures in bezwaar en beroep, staan nog slechts de in hoger beroep gemaakte kosten ter beoordeling.
De Raad ziet aanleiding de Svb te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 748,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht in hoger beroep kan appellant zich rechtstreeks tot de Svb wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt de Svb in de kosten van appellant tot een bedrag van € 748,-.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 december 2021.
(getekend) E.C.R. Schut
(getekend) K.R. van Renswoude