ECLI:NL:CRVB:2021:3067

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 december 2021
Publicatiedatum
7 december 2021
Zaaknummer
20/1236 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 12 maart 2020. Het hoger beroep werd echter ingetrokken door appellant op 30 december 2020. Namens de betrokkene, die in deze procedure betrokken was, heeft advocaat mr. J.L.A.M. van Os verzocht om appellant te veroordelen in de proceskosten die zijn gemaakt in verband met de behandeling van het hoger beroep. Appellant heeft geen verweerschrift ingediend, en het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Centrale Raad van Beroep heeft vervolgens de zaak gesloten en zich gebogen over de proceskostenveroordeling.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen artikel 8:118, eerste lid, van de Awb in aanmerking genomen, dat bepaalt dat bij intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij kan worden veroordeeld in de proceskosten. De Raad heeft geoordeeld dat appellant veroordeeld moet worden in de kosten die de betrokkene redelijkerwijs heeft moeten maken in het kader van het hoger beroep. De kosten zijn begroot op € 748,- voor verleende rechtsbijstand, conform het Besluit proceskosten bestuursrecht.

De uitspraak is gedaan door rechter E.C.R. Schut, in aanwezigheid van griffier K.R. van Renswoude, en is openbaar uitgesproken op 7 december 2021.

Uitspraak

Datum uitspraak: 7 december 2021
20/1236 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:118 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 12 maart 2020, 19/4777 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg (appellant)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 30 december 2020 heeft appellant het hoger beroep ingetrokken.
Namens betrokkene heeft mr. J.L.A.M. van Os, advocaat, verzocht appellant te veroordelen in de proceskosten.
Appellant heeft geen verweerschrift ingediend.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:118, eerste lid, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij bij afzonderlijke uitspraak met overeenkomstige toepassing van artikel 8:75 van de Awb kan worden veroordeeld in de proceskosten.
Gelet hierop wordt appellant veroordeeld in de kosten die betrokkene in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 748,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt appellant in de kosten van betrokkene tot een bedrag van € 748,-.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 december 2021.
(getekend) E.C.R. Schut
(getekend) K.R. van Renswoude