ECLI:NL:CRVB:2021:3066

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 december 2021
Publicatiedatum
7 december 2021
Zaaknummer
20/4010 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. J.L.A.M. van Os, hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, dat op 21 november 2019 was genomen. Op 30 december 2020 heeft het college dit besluit ingetrokken. Vervolgens heeft appellant op 30 maart 2021 het beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling. Het college heeft geen verweerschrift ingediend en het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak geoordeeld dat, omdat het college volledig aan de bezwaren van appellant tegemoet is gekomen, het college op verzoek van appellant in de kosten moet worden veroordeeld. De kosten zijn begroot op € 534,- voor bezwaar en € 748,- voor beroep, wat leidt tot een totaalbedrag van € 1.282,- dat het college aan appellant moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 7 december 2021.

Uitspraak

Datum uitspraak: 7 december 2021
20/4010 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht in het geding tussen:
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. J.L.A.M. van Os, advocaat, beroep ingesteld tegen het besluit van het college van 21 november 2019,.
Met toestemming van partijen heeft de Raad deze zaak in het hoger beroep in de zaak 20/1236 meegenomen.
Op 30 december 2020 heeft het college het besluit van 21 november 2019 ingetrokken.
Bij brief van 30 maart 2021 heeft mr. Van Os namens appellant het beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het college te veroordelen in de kosten.
Het college heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspaak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld.
Namens appellant is het beroep ingetrokken omdat het college met de intrekking van het besluit van 21 november 2019 volledig aan zijn bezwaren is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding het college te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het bezwaar en beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 534,- in bezwaar en
€ 748,- in beroep voor verleende rechtsbijstand.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het college wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het college in de kosten van appellant tot een bedrag van € 1.282,-.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 december 2021.
(getekend) E.C.R. Schut
(getekend) K.R. van Renswoude