ECLI:NL:CRVB:2021:3064
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. C.J. van der Have, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had op 24 februari 2021 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 20/2864. De Centrale Raad van Beroep heeft op 7 december 2021 geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat het griffierecht van € 134,- niet binnen de gestelde termijn is betaald. De gemachtigde van appellant is herhaaldelijk gewezen op de verplichting om het griffierecht tijdig te voldoen. De Raad heeft vastgesteld dat er geen reden is om aan te nemen dat appellant niet in verzuim is geweest. Hierdoor kon de Raad zonder verder onderzoek besluiten dat het hoger beroep niet inhoudelijk behandeld zou worden. De uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, met D.W.M. Kaldenhoven als griffier. Tegen deze uitspraak staat een mogelijkheid tot verzet open voor belanghebbenden en het bestuursorgaan binnen zes weken na verzending van het afschrift.