ECLI:NL:CRVB:2021:2973
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 november 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam. Het hoger beroep was geregistreerd onder de nummers 21/1115 PW en 21/1116 PW. De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald. De gemachtigde van appellant, mr. E. Kafa, had op 2 april 2021 een brief ontvangen waarin hij werd gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht van € 128,-. In deze brief werd aangegeven dat het bedrag uiterlijk 28 dagen na verzending op de aangegeven bankrekening moest zijn bijgeschreven. Ondanks een tweede herinnering op 3 mei 2021, waarin opnieuw werd gewezen op de verplichting tot betaling, is het griffierecht niet tijdig voldaan. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen reden was om aan te nemen dat appellant niet in verzuim was geweest. Hierdoor werd het hoger beroep als kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, zonder verder onderzoek. De uitspraak werd gedaan door rechter E.C.R. Schut, in aanwezigheid van griffier K.R. van Renswoude, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.