ECLI:NL:CRVB:2021:2971
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen college van burgemeester en wethouders van Rotterdam
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 november 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam. Het hoger beroep was ingesteld door mr. M. El Idrissi, advocaat van appellant, tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 15 augustus 2017. Het college had op 23 januari 2020 een nieuw besluit genomen, waarop appellant zijn hoger beroep op 12 mei 2020 heeft ingetrokken. Tegelijkertijd heeft appellant verzocht om een proceskostenveroordeling van het college.
De Raad heeft vastgesteld dat het college gedeeltelijk tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellant, wat aanleiding gaf om het college te veroordelen in de proceskosten. De kosten zijn begroot op € 1.068,- voor bezwaar, € 1.496,- voor beroep en € 748,- voor hoger beroep, wat in totaal neerkomt op € 3.312,-. De Raad heeft de uitspraak gedaan zonder zitting, onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat het college geen verweerschrift heeft ingediend.
De beslissing is openbaar uitgesproken en de Raad heeft de kostenveroordeling in het voordeel van appellant vastgesteld. Appellant kan zich voor vergoeding van het griffierecht rechtstreeks tot het college wenden. De uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, met K.R. van Renswoude als griffier.