ECLI:NL:CRVB:2021:2964

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 november 2021
Publicatiedatum
1 december 2021
Zaaknummer
19/4064 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep na intrekking boetebesluit door college

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep (zaaknummer 19/4064 PW) tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, vertegenwoordigd door mr. drs. M.J.G. Schroeder, had hoger beroep ingesteld tegen een boetebesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam. Op 24 maart 2021 trok het college het bestreden boetebesluit in, waarna de appellant op 4 juni 2021 het hoger beroep introk en verzocht om een proceskostenveroordeling.

De Raad voor de Rechtspraak heeft in deze uitspraak de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegepast, met name artikel 8:75a en 8:108, die bepalen dat het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het bestuursorgaan tegemoetkomt aan de indiener van het beroepschrift. De Raad heeft geoordeeld dat het college volledig aan de bezwaren van de appellant is tegemoetgekomen door het intrekken van het boetebesluit. Hierdoor heeft de Raad besloten het college te veroordelen in de proceskosten die de appellant redelijkerwijs heeft moeten maken.

De totale proceskosten zijn begroot op € 2.244,-, bestaande uit € 1.496,- voor de behandeling in beroep en € 748,- voor de behandeling in hoger beroep. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de rechter en de griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 30 november 2021
19/4064 PW, 19/4065 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
9 augustus 2019, 19/1141 en 19/1848 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. drs. M.J.G. Schroeder, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft op 24 maart 2021 het bestreden boetebesluit ingetrokken.
Bij brief van 4 juni 2021 heeft mr. drs. M.J.G. Schroeder namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het college te veroordelen in de proceskosten.
Het college heeft geen verweerschrift ingediend.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het college met het intrekken van het boetebesluit op 24 maart 2021 volledig aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding het college te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.496,- in beroep en € 748,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het college wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het college in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.244,-.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van D. van der Boom als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 november 2021.
(getekend) E.C.R. Schut
(getekend) D. van der Boom