ECLI:NL:CRVB:2021:2964
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in hoger beroep na intrekking boetebesluit door college
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep (zaaknummer 19/4064 PW) tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, vertegenwoordigd door mr. drs. M.J.G. Schroeder, had hoger beroep ingesteld tegen een boetebesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam. Op 24 maart 2021 trok het college het bestreden boetebesluit in, waarna de appellant op 4 juni 2021 het hoger beroep introk en verzocht om een proceskostenveroordeling.
De Raad voor de Rechtspraak heeft in deze uitspraak de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegepast, met name artikel 8:75a en 8:108, die bepalen dat het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het bestuursorgaan tegemoetkomt aan de indiener van het beroepschrift. De Raad heeft geoordeeld dat het college volledig aan de bezwaren van de appellant is tegemoetgekomen door het intrekken van het boetebesluit. Hierdoor heeft de Raad besloten het college te veroordelen in de proceskosten die de appellant redelijkerwijs heeft moeten maken.
De totale proceskosten zijn begroot op € 2.244,-, bestaande uit € 1.496,- voor de behandeling in beroep en € 748,- voor de behandeling in hoger beroep. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de rechter en de griffier.