ECLI:NL:CRVB:2021:2963

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 november 2021
Publicatiedatum
1 december 2021
Zaaknummer
20/1339 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlaardingen

Op 30 november 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 20/1339 PW. Deze uitspraak betreft een hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Rotterdam van 24 februari 2020. Appellant, vertegenwoordigd door mr. K.M. van der Boor, heeft hoger beroep ingesteld na een beslissing op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlaardingen, genomen op 7 april 2021. In een brief van 14 april 2021 heeft appellant het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling van het college.

De Raad heeft vastgesteld dat het college met de beslissing op bezwaar aan appellant is tegemoetgekomen, wat aanleiding geeft om het college te veroordelen in de proceskosten. De proceskosten zijn begroot op € 1.122,- voor verleende rechtsbijstand, conform het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van griffier K.R. van Renswoude, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak.

Uitspraak

Datum uitspraak: 30 november 2021
20/1339 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 24 februari 2020, 19/3600 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlaardingen (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. K.M. van der Boor, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft op 7 april 2021 een beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 14 april 2021 heeft mr. Van der Boor namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het college te veroordelen in de proceskosten in hoger beroep.
Het college heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het college met de beslissing op bezwaar van 7 april 2021 aan appellant is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding het college te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.122,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het college in de kosten van appellant tot een bedrag van € 1.122,-
Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude
als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 november 2021.
(getekend) E.C.R. Schut
(getekend) K.R. van Renswoude