ECLI:NL:CRVB:2021:2907
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting door handel in verdovende middelen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant ontving sinds 8 januari 2015 bijstand op grond van de Participatiewet, maar heeft zijn inlichtingenverplichting geschonden door geen melding te maken van zijn inkomsten uit de handel in verdovende middelen. De rechtbank had eerder het beroep tegen de intrekking en terugvordering van de bijstand ongegrond verklaard. De Raad oordeelde dat het college van burgemeester en wethouders van Noordoostpolder terecht de bijstand heeft ingetrokken en teruggevorderd, omdat de appellant niet kon aantonen dat hij recht had op bijstand. De Raad benadrukte dat de bestuursrechter niet gebonden is aan het oordeel van de strafrechter over het wederrechtelijk verkregen voordeel, en dat de appellant niet in zijn bewijslast is geslaagd. De verklaringen van getuigen en de bevindingen van de sociaal rechercheur gaven voldoende grondslag voor de conclusie dat de appellant zich in de relevante periode heeft beziggehouden met de handel in wiet en hasjiesj, zonder dit te melden. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees de beroepsgrond van de appellant af.