ECLI:NL:CRVB:2021:2597
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvragen om bijstand wegens onduidelijke financiële situatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van aanvragen om bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. De appellanten, die om bijstand verzochten, hadden een aanvraag ingediend op 27 maart 2018, maar het college heeft deze aanvraag op 25 april 2018 buiten behandeling gesteld. Het bezwaar tegen deze beslissing werd op 6 juni 2018 niet-ontvankelijk verklaard. Later, op 7 mei 2019, heeft het college het bezwaar alsnog gegrond verklaard, maar de aanvraag werd afgewezen op basis van onvoldoende informatie over de financiële situatie van de appellanten.
De rechtbank Rotterdam heeft de beroepen tegen de afwijzingen ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat het college recht had om inzicht te verlangen in de financiële situatie van de appellanten over een langere periode dan drie maanden voorafgaand aan de aanvraag. De rechtbank concludeerde dat de appellanten onvoldoende duidelijkheid hadden gegeven over hun inkomsten en de wijze waarop zij in hun levensonderhoud voorzagen, ondanks dat zij een eigen bedrijf hadden en contante betalingen deden voor hun huur.
In hoger beroep herhaalden de appellanten grotendeels hun eerdere argumenten, maar de Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het college niet onterecht had gehandeld door aanvullende informatie te verlangen en dat de eerdere afwijzingen op juiste gronden waren gebaseerd. De Raad concludeerde dat de hoger beroepen niet slagen en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.