ECLI:NL:CRVB:2021:2561

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 oktober 2021
Publicatiedatum
15 oktober 2021
Zaaknummer
21/2523 BPW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

Op 15 oktober 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 21/2523 BPW. Het hoger beroep van appellante is niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald. Appellante had beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, dat op 16 juni 2021 was genomen. In de aanloop naar de uitspraak is appellante meerdere keren gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht van € 49,-. De eerste herinnering werd op 16 juli 2021 verzonden, met de mededeling dat het bedrag uiterlijk 28 dagen na verzending op de aangegeven bankrekening moest zijn bijgeschreven. Een tweede herinnering volgde op 16 augustus 2021, waarin appellante wederom werd gewezen op de betalingsverplichting en de consequenties van het niet tijdig betalen. Ondanks deze waarschuwingen is het griffierecht niet binnen de gestelde termijn voldaan. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen reden was om aan te nemen dat appellante niet in verzuim was geweest. Daarom werd het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard zonder verder onderzoek. De uitspraak werd gedaan door rechter C.H. Bangma, in aanwezigheid van griffier D. van der Boom, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 15 oktober 2021
21/2523 BPW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het geding tussen:
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (verweerder)

PROCESVERLOOP

Appellante heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 16 juni 2021, kenmerk BZ011441747.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven.
Bij brief van 16 juli 2021 is appellante erop gewezen dat een griffierecht van € 49,- is verschuldigd, en is medegedeeld dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de in die brief genoemde bankrekening moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brief van 16 augustus 2021 is appellante nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de datum van deze brief dient te zijn bijgeschreven op de in die brief genoemde bankrekening dan wel contant moet zijn betaald op het bezoekadres van de Raad. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, appellante er rekening mee moet houden dat het (hoger) beroep niet inhoudelijk behandeld zal worden.
Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald.
Op grond van de beschikbare gegevens kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van D. van der Boom als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 oktober 2021.
(getekend) C.H. Bangma
(getekend) D. van der Boom
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.