ECLI:NL:CRVB:2021:2560

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 oktober 2021
Publicatiedatum
15 oktober 2021
Zaaknummer
21/1943 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. N. Talhaoui, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had op 20 april 2021 in zaaknummer 20/6715 geoordeeld, maar appellante heeft het griffierecht van € 134,- niet binnen de gestelde termijn betaald. De gemachtigde van appellante is herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, met duidelijke instructies over de termijn en wijze van betaling. Ondanks deze waarschuwingen is het griffierecht niet tijdig voldaan.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat op basis van de beschikbare gegevens niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest. Hierdoor is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De Raad heeft besloten zonder verder onderzoek te doen, aangezien de niet-ontvankelijkheid voortvloeit uit het niet voldoen aan de procesvoorwaarden. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, met D. van der Boom als griffier, en is openbaar uitgesproken op 12 oktober 2021. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan de mogelijkheid open om binnen zes weken schriftelijk verzet aan te tekenen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

Datum uitspraak: 12 oktober 2021
21/1943 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
20 april 2021, 20/6715 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. N. Talhaoui, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Bij brief van 3 juni 2021 is de gemachtigde van appellante erop gewezen dat een griffierecht van € 134,- is verschuldigd, en is medegedeeld dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de in die brief genoemde bankrekening moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brief van 4 juli 2021 is de gemachtigde van appellante nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de datum van deze brief dient te zijn bijgeschreven op de in die brief genoemde bankrekening dan wel contant moet zijn betaald op het bezoekadres van de Raad. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, appellante er rekening mee moet houden dat het (hoger) beroep niet inhoudelijk behandeld zal worden.
Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald.
Op grond van de beschikbare gegevens kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van D. van der Boom als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 oktober 2021.
(getekend) E.C.R. Schut
(getekend) D. van der Boom
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.