ECLI:NL:CRVB:2021:2560
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. N. Talhaoui, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had op 20 april 2021 in zaaknummer 20/6715 geoordeeld, maar appellante heeft het griffierecht van € 134,- niet binnen de gestelde termijn betaald. De gemachtigde van appellante is herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, met duidelijke instructies over de termijn en wijze van betaling. Ondanks deze waarschuwingen is het griffierecht niet tijdig voldaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat op basis van de beschikbare gegevens niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest. Hierdoor is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De Raad heeft besloten zonder verder onderzoek te doen, aangezien de niet-ontvankelijkheid voortvloeit uit het niet voldoen aan de procesvoorwaarden. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, met D. van der Boom als griffier, en is openbaar uitgesproken op 12 oktober 2021. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan de mogelijkheid open om binnen zes weken schriftelijk verzet aan te tekenen bij de Centrale Raad van Beroep.