ECLI:NL:CRVB:2021:2534
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzekering voor de AOW van een in het buitenland wonende appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, geboren in 1954, emigreerde in 1987 naar Servië en ontving een WAO-uitkering. Hij verzocht de Sociale verzekeringsbank (Svb) om een pensioenoverzicht, waaruit bleek dat hij vanaf 7 december 2020 in aanmerking zou kunnen komen voor AOW. Echter, de Svb achtte hem vanaf 1 januari 2000 niet meer verzekerd voor de AOW, wat appellant betwistte. De Raad oordeelde dat appellant tijdens de periode in geding geen ingezetene van Nederland was en dus terecht niet als verzekerde voor de AOW werd aangemerkt. De Raad bevestigde dat de uitbreiding van de verzekeringsplicht per 1 januari 2000 was vervallen en dat appellant zelf verantwoordelijk was voor het monitoren van zijn pensioenrechten na emigratie. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Raad onderschreef deze gronden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in proceskosten.