ECLI:NL:CRVB:2021:250
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 februari 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 20/3032 PW. Het hoger beroep is ingesteld door appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A.A. Namaki, tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland van 29 juli 2020. De Centrale Raad heeft vastgesteld dat het griffierecht van € 131,- niet binnen de gestelde termijn is betaald. De gemachtigde van appellante is herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, zowel per brief op 9 september 2020 als per aangetekende brief op 10 oktober 2020. Ondanks deze waarschuwingen is de betaling niet tijdig verricht.
De Raad heeft in zijn overwegingen aangegeven dat op basis van de beschikbare gegevens niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest. Hierdoor is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk behandeld zal worden. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter E.C.R. Schut, in aanwezigheid van griffier K.R. van Renswoude, en is openbaar uitgesproken op de genoemde datum.