ECLI:NL:CRVB:2021:2488

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 oktober 2021
Publicatiedatum
7 oktober 2021
Zaaknummer
20/2642 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning ouderdomspensioen AOW met korting op basis van niet-verzekering tijdens verblijf in Suriname

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Verzoeker, geboren in 1953 in Suriname, heeft in 1968 Nederland verlaten en is in 1988 met behoud van zijn WAO-uitkering naar Suriname vertrokken. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) heeft hem op 3 juni 2019 een ouderdomspensioen op grond van de AOW toegekend ter hoogte van 40% van het volledig ouderdomspensioen voor een alleenstaande, met een korting van 60% vanwege dertig jaren waarin hij niet verzekerd was voor de AOW. Verzoeker heeft tegen deze beslissing bezwaar gemaakt, maar de Svb heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van verzoeker tegen deze beslissing ongegrond verklaard, wat verzoeker heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan.

Tijdens de zitting op 16 april 2021 was verzoeker niet aanwezig, maar de Svb was vertegenwoordigd. Na de zitting heeft verzoeker aangegeven dat hij niet kon deelnemen via beeldbellen, wat leidde tot heropening van het onderzoek. Verzoeker heeft zijn bezwaren tegen de hoogte van het ouderdomspensioen geuit, maar de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de Svb de korting op het pensioen correct heeft toegepast volgens de wettelijke bepalingen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker geen recht heeft op aanvullende voorzieningen vanuit Nederland terwijl hij in Suriname verblijft, en dat de AIO-aanvulling niet geëxporteerd kan worden. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het hoger beroep afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

20.2642 AOW, 20/3013 AOW-VV

Datum uitspraak: 7 oktober 2021
Centrale Raad van Beroep
Voorzieningenrechter
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
17 april 2020, 19/5257 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[verzoeker] te [woonplaats], Suriname (verzoeker)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 17 april 2020, 19/5257 (aangevallen uitspraak).
Verzoeker heeft tevens een verzoek om een voorlopige voorziening gedaan.
De Svb heeft geen verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 april 2021. Verzoeker is niet verschenen
.De Svb heeft zich via een beeldverbinding laten vertegenwoordigen door mr. E.M. Mulder
.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft verzoeker de Raad bericht dat het hem niet was gelukt om via beeldbellen aan de zitting deel te nemen in verband waarmee de Raad heeft besloten het onderzoek te heropenen.
Appellant heeft een nadere toelichting gegeven op zijn hoger beroepschrift.
Partijen hebben niet binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht (nader) ter zitting te worden gehoord, waarna de Raad het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Verzoeker is geboren op [geboortedatum] 1953 in Suriname en heeft de Nederlandse nationaliteit. Verzoeker heeft in Suriname gewoond tot zijn vertrek naar Nederland in 1968. Op 25 december 1988 is verzoeker met behoud van zijn uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) naar Suriname vertrokken.
1.2.
Bij besluit van 3 juni 2019 heeft de Svb verzoeker met ingang van 3 mei 2019 een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) toegekend ter hoogte van 40% van het volledig ouderdomspensioen voor een alleenstaande. De op het ouderdomspensioen toegepaste korting van 60% is gebaseerd op
,afgerond, dertig jaren waarin verzoeker niet verzekerd is geweest voor de AOW omdat hij in de periode van 25 december 1988 tot en met 2 mei 2019 in Suriname woonde.
1.3.
Bij besluit van 6 september 2019 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van verzoeker tegen het besluit van 3 juni 2019 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van verzoeker tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank – kort gezegd – overwogen dat vast staat dat verzoeker bij vertrek uit Nederland op 25 december 1988 een WAOuitkering ontving. Verzoeker is na zijn vertrek uit Nederland niet op grond van de opeenvolgende Koninklijke Besluiten uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen, te weten Stb. 1968, 575 (KB 575), Stb. 1976, 557 (KB 557), Stb. 1989, 164 (KB 164) en Stb. 1998, 746 (KB 746), verzekerd gebleven voor de AOW. Nu verzekerde niet heeft gesteld en de rechtbank ook niet is gebleken dat de Svb de verzekerde tijdvakken onjuist heeft vastgesteld, gaat de rechtbank uit van de juistheid daarvan. Op de Svb rustte geen rechtsplicht om verzoeker te informeren over de mogelijkheid van een vrijwillige verzekering. Verder is de Svb niet bevoegd om van de dwingendrechtelijke bepalingen van de AOW af te wijken.
3. In hoger beroep heeft verzoeker aangevoerd dat de gehanteerde wettelijke normen weliswaar juist zijn maar dat de hoogte van zijn ouderdomspensioen niet toereikend is om in zijn levensonderhoud te voorzien. Tevens heeft verzoeker een verzoek om een voorlopige voorziening gedaan, strekkende tot toekenning van een aanvullende voorziening op zijn ouderdomspensioen.
4. De voorzieningenrechter komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Op grond van de artikelen 8:104, eerste lid, en 8:108, eerste lid, van de Awb, in verbinding met artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een uitspraak van de rechtbank hoger beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de Raad op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. De voorzieningenrechter ziet in hetgeen van de zijde van verzoeker is aangevoerd een voldoende spoedeisend belang.
4.2.
Op grond van artikel 8:108, eerste lid, van de Awb in verbinding met artikel 8:86, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter, indien hij van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de hoofdzaak, tevens onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.
4.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat in dit geval de onder 4.2 bedoelde situatie zich voordoet en dat ook overigens geen sprake is van beletselen om tevens onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
4.4.
Verzoeker bestrijdt niet dat de Svb bij het vaststellen van de korting op zijn ouderdomspensioen overeenkomstig de wettelijke bepalingen en de daarop gebaseerde Koninklijke Besluiten heeft beslist. Hij richt zijn bezwaren tegen de regels zelf, in die zin dat hij aanvoert dat een aanspraak ingevolge de AOW, waarbij een korting wordt toegepast van 60%, niet toereikend is om in zijn levensonderhoud te voorzien. Anders dan verzoeker veronderstelt, kunnen dergelijke persoonlijke omstandigheden en zijn individuele behoefte geen rol spelen bij de vraag of iemand al dan niet verzekerd is geweest ingevolge de AOW en bij de vraag naar de hoogte van het ouderdomspensioen ingevolge de AOW omdat de dwingendrechtelijke bepalingen hiervoor geen ruimte bieden. De Svb heeft dan ook niet de bevoegdheid een andere beslissing te nemen.
4.5.1.
Verzoeker heeft verzocht om hem in Suriname de voorzieningen toe te kennen die hij zou hebben ontvangen als hij in Nederland zou wonen. Ter zitting heeft de Svb toegelicht dat als verzoeker in Nederland zou wonen hij mogelijk aanspraak zou kunnen maken op een aanvullende inkomensvoorziening, bestaande uit bijstand op grond van de Participatiewet in de vorm van een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling, artikel 47a e.v. Participatiewet). Omdat verzoeker bij de Svb geen aanvraag heeft ingediend voor een dergelijke voorziening kan de Raad, bij het ontbreken van een besluit op die aanvraag, daarover geen oordeel geven.
4.5.2.
In het voetspoor van dit verzoek merkt de Raad nog op dat de AIO-aanvulling niet kan worden geëxporteerd naar Suriname. Voor die uitkering geldt namelijk het vereiste dat de betrokken uitkeringsontvanger hier te lande verblijft. Dat appellant de Nederlandse nationaliteit heeft, maakt dit niet anders.
4.6.
Uit hetgeen hiervoor onder 4.4 en 4.5.2 is overwogen vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt. Daarmee bestaat ook geen grond voor het treffen van een voorlopige voorziening.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep
  • bevestigt de aangevallen uitspraak;
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos, in tegenwoordigheid van R.H. Koopman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 oktober 2021.
(getekend) E.E.V. Lenos
De griffier is verhinderd te ondertekenen.