ECLI:NL:CRVB:2021:2397

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 september 2021
Publicatiedatum
28 september 2021
Zaaknummer
21/498 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanspraak op nabestaandenuitkering op basis van de ANW na overlijden van de echtgenoot in Marokko

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellante, woonachtig in Marokko, had een aanvraag ingediend voor een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW) na het overlijden van haar echtgenoot in 2018. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had deze aanvraag afgewezen, omdat de echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, wat door de Centrale Raad van Beroep werd bevestigd.

De Raad oordeelde dat er geen geschil bestond over het feit dat de echtgenoot van appellante op het moment van zijn overlijden niet meer in Nederland woonde of werkte, en daarom niet verzekerd was op grond van artikel 13 van de ANW. Het recht op een AOW-pensioen op het moment van overlijden leidde niet tot een verzekering voor de ANW. Bovendien was het niet in geschil dat de echtgenoot niet vrijwillig verzekerd was voor de ANW, zoals bedoeld in de relevante artikelen van de wet.

De Raad concludeerde dat ook op basis van de Marokkaanse wetgeving geen aanspraak op een nabestaandenuitkering kon worden gemaakt, en dat de moeilijke financiële situatie van appellante geen aanleiding gaf voor de Svb om af te wijken van de wettelijke bepalingen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

21.498 ANW

Datum uitspraak: 23 september 2021
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
9 november 2020, 19/2862 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] , Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 12 augustus 2021. Partijen zijn niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante, geboren in 1961, woont in Marokko. Haar echtgenoot is in Marokko overleden op [datum in] 2018. Hij ontving ten tijde van zijn overlijden een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW).
1.2.
In het besluit van 25 maart 2019 heeft de Svb de aanvraag van appellante om een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW) afgewezen. Aan dit besluit is ten grondslag gelegd dat de echtgenoot van appellante op de dag van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW. In het besluit van 20 juni 2019 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar tegen het besluit van 25 maart 2019 ongegrond verklaard.
2. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft – kort gezegd – overwogen dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW en dat haar echtgenoot ook niet verzekerd was op grond van Marokkaanse wetgeving, zodat ook op die grond geen aanspraak op een nabestaandenuitkering bestaat. Volgens de rechtbank leidt het aan de echtgenoot van appellante toegekende AOW-pensioen niet tot verplichte verzekering voor de ANW en is ook niet gebleken dat de echtgenoot van appellante destijds gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om zich vrijwillig te verzekeren voor de ANW.
3.1.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij aanspraak wil maken op een nabestaandenuitkering omdat haar echtgenoot jarenlang in Nederland heeft gewerkt en zij kinderen te verzorgen heeft.
3.2.
De Svb heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het oordeel van de rechtbank wordt volledig onderschreven. Tussen partijen is niet in geschil dat de echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet meer in Nederland woonde of werkte. Hij was daarom op dat moment niet verzekerd op grond van artikel 13 van de ANW.
Het feit dat de echtgenoot ten tijde van zijn overlijden recht had op een AOW-pensioen brengt niet mee dat hij op dat moment verzekerd was voor de ANW.
4.2.
Verder is niet in geschil dat de echtgenoot ten tijde van het overlijden niet vrijwillig verzekerd was voor de ANW, als bedoeld in artikel 63 en 63a van de ANW.
4.3.
Op grond van gegevens van de Caisse Nationale de Sécurité Sociale staat eveneens vast dat de echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was ingevolge de Marokkaanse wetgeving, zodat ook op grond van artikel 13a van de ANW in combinatie met artikel 22 van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko geen aanspraak op een nabestaandenuitkering bestaat.
4.4.
De moeilijke financiële situatie van appellante leidt niet tot een verplichting van de Svb om appellante in weerwil van genoemde bepalingen van de ANW een nabestaandenuitkering toe te kennen.
4.5.
Uit overweging 4.1 tot en met 4.4 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M. Wolfrat, in tegenwoordigheid van D. Al-Zubaidi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 september 2021.
(getekend) M. Wolfrat
(getekend) D. Al-Zubaidi
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip verzekerde.

BESCHEID

Der Centrale Raad van Beroep,
Entscheidet:
Das angefochtene Urteil ist zu bestätigen.
Dies ist das von M. Wolfrat der den Vorsitz führte in Gegenwart von D. Al-Zubaidi als Protokollführer am 23 September 2021 öffentlich verkündete Urteil.
Gegen dieses Urteil können die Parteien innerhalb von sechs Wochen nach dem Datum des Versands, Revision einlegen beim “Hoge Raad der Nederlanden” (Postfach 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage, Niederlande) wegen Verletzung oder falscher Anwendung der Bestimmungen in Bezug auf den Begriff: Kreis der Versicherten.