ECLI:NL:CRVB:2021:2397
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanspraak op nabestaandenuitkering op basis van de ANW na overlijden van de echtgenoot in Marokko
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellante, woonachtig in Marokko, had een aanvraag ingediend voor een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW) na het overlijden van haar echtgenoot in 2018. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had deze aanvraag afgewezen, omdat de echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, wat door de Centrale Raad van Beroep werd bevestigd.
De Raad oordeelde dat er geen geschil bestond over het feit dat de echtgenoot van appellante op het moment van zijn overlijden niet meer in Nederland woonde of werkte, en daarom niet verzekerd was op grond van artikel 13 van de ANW. Het recht op een AOW-pensioen op het moment van overlijden leidde niet tot een verzekering voor de ANW. Bovendien was het niet in geschil dat de echtgenoot niet vrijwillig verzekerd was voor de ANW, zoals bedoeld in de relevante artikelen van de wet.
De Raad concludeerde dat ook op basis van de Marokkaanse wetgeving geen aanspraak op een nabestaandenuitkering kon worden gemaakt, en dat de moeilijke financiële situatie van appellante geen aanleiding gaf voor de Svb om af te wijken van de wettelijke bepalingen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.