ECLI:NL:CRVB:2021:239
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van bijzondere bijstand voor medicinale cannabis en de toepassing van de Participatiewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 januari 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die bijzondere bijstand aanvroeg voor de kosten van medicinale cannabis. De appellant, die lijdt aan Multiple Sclerose, gebruikte medicinale cannabis ter bestrijding van zijn pijnklachten. Aanvankelijk werd 56 gram per vier weken vergoed, maar dit gebruik steeg naar 130 gram per vier weken. Het college van burgemeester en wethouders van Leiden had de aanvraag voor bijzondere bijstand geweigerd, met als argument dat artikel 15 van de Participatiewet (PW) in de weg staat aan bijstandverlening, omdat de Zorgverzekeringswet een voorliggende voorziening is. De appellant stelde dat er zeer dringende redenen waren om hem bijzondere bijstand te verlenen, zoals zijn aanhoudende pijnklachten.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep van de appellant tegen het besluit van het college ongegrond had verklaard. De Raad oordeelde dat de appellant niet had aangetoond dat er sprake was van zeer dringende redenen, zoals bedoeld in artikel 16 van de PW. De Raad benadrukte dat het aan de appellant was om objectief aan te tonen dat er een acute noodsituatie was die bijstand onvermijdelijk maakte. De door de appellant ingebrachte medische onderbouwing was onvoldoende om aan te tonen dat zijn situatie levensbedreigend was of dat deze zou leiden tot blijvend ernstig psychisch of lichamelijk letsel.
De Raad concludeerde dat de weigering van het college om verdere bijzondere bijstand te verlenen terecht was, en dat de toekenning van bijstand voor de periode van 1 september 2018 tot en met 31 augustus 2019 als overgangsperiode diende. De uitspraak werd in het openbaar uitgesproken, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.