ECLI:NL:CRVB:2021:2369

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 september 2021
Publicatiedatum
23 september 2021
Zaaknummer
21/1586 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 september 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen het college van burgemeester en wethouders van Peel en Maas. Het beroepschrift van appellant is op 6 mei 2021 ontvangen, maar was op basis van de poststempel op de enveloppe op 4 mei 2021 ter post bezorgd. De Raad oordeelt dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend, aangezien de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt en deze termijn op 22 maart 2021 is ingegaan. Appellant heeft in zijn verweer aangevoerd dat hij het beroepschrift op 1 mei 2021 in de brievenbus heeft gedeponeerd, in de veronderstelling dat het op 3 mei 2021 bij de Raad zou zijn ontvangen. De Raad oordeelt echter dat de enkele verklaring van appellant niet voldoende is om aan te tonen dat het beroepschrift eerder ter post is bezorgd dan de datum op de enveloppe. Bovendien is de afhankelijkheid van appellant van een derde voor het indienen van het beroepschrift geen geldige reden voor de termijnoverschrijding. De Raad concludeert dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan door belanghebbenden en het bestuursorgaan worden aangevochten binnen zes weken na verzending van het afschrift.

Uitspraak

Datum uitspraak: 22 september 2021
21/1586 WMO15
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van
22 maart 2021, 19/3183 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Peel en Maas

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in met ingang van de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 22 maart 2021 in afschrift aan partijen toegezonden.
Het beroepschrift is op 6 mei 2021 ontvangen. Het is, gezien de poststempel op de enveloppe, op 4 mei 2021 ter post bezorgd.
Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Bij brief van 26 mei 2021 is aan appellant gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
Appellant heeft daarop bij brief van 29 mei 2021 geantwoord dat hij het beroepschrift op
1 mei 2021 in de brievenbus heeft gedeponeerd in de veronderstelling dat het beroepschrift direct na de brievenbuslichting op zondag 2 mei 2021 zou worden verzonden, zodat het beroepschrift op 3 mei 2021 bij de Raad zou worden ontvangen. Daarnaast heeft appellant pas aan het einde van de beroepstermijn een beroepschrift ingediend omdat hij afhankelijk was van een derde.
Wat appellant heeft aangevoerd, bevat geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
In dat verband wordt overwogen dat volgens vaste rechtspraak van de Raad bij de vaststelling van de dag waarop een brief ter post is bezorgd, uitgegaan wordt van de op de enveloppe geplaatste poststempel, tenzij de verzender aannemelijk maakt dat de brief op een eerdere datum ter post is bezorgd. De enkele verklaring van appellant dat hij het beroepschrift op
1 mei 2021 in de brievenbus heeft gedeponeerd, is daarvoor niet toereikend. Dat appellant voor het indienen van zijn beroepschrift afhankelijk was van de hulp van een derde is geen grond voor het oordeel dat de termijnoverschrijding appellant redelijkerwijs niet kan worden verweten.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van
D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
22 september 2021.
(getekend) D. Hardonk-Prins
(getekend) D.W.M. Kaldenhoven
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.

RB