ECLI:NL:CRVB:2021:2294
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen de Sociale verzekeringsbank na intrekking van het beroep
Op 14 september 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 18/1877 PW. Deze uitspraak betreft een hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam van 23 februari 2018. De appellanten, vertegenwoordigd door mr. C.R. Hettema, hebben hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) die op 13 december 2018 de hoogte van een opgelegde boete heeft aangepast. Op 6 januari 2020 heeft mr. Hettema namens de appellanten het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling van de Svb.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de Svb aan de bezwaren van de appellanten tegemoet is gekomen, wat de intrekking van het beroep heeft gerechtvaardigd. De Raad heeft vervolgens de Svb veroordeeld in de proceskosten die de appellanten redelijkerwijs hebben moeten maken in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De proceskosten zijn begroot op € 1.496,- voor de behandeling in beroep en € 748,- voor de behandeling in hoger beroep, wat resulteert in een totaalbedrag van € 2.244,- dat de Svb aan de appellanten moet vergoeden.
De uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier, en is openbaar uitgesproken op 14 september 2021.