ECLI:NL:CRVB:2021:2246
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- E.C.R. Schut
- M. Zwart
- Rechtspraak.nl
Buitenbehandelingstelling aanvraag om bijstand wegens niet tijdig verstrekken van bankafschriften
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant had op 15 februari 2019 een aanvraag om bijstand ingediend op grond van de Participatiewet (PW). De aanvraag werd echter buiten behandeling gesteld omdat de appellant niet de gevraagde bankafschriften tijdig had verstrekt. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant niet de gevraagde bankafschriften binnen de gestelde termijn heeft ingeleverd, wat essentieel was voor het vaststellen van zijn recht op bijstand. De appellant had weliswaar een geselecteerde uitdraai van zijn bankafschrijvingen overgelegd, maar deze voldeed niet aan de eisen die het dagelijks bestuur had gesteld. De Raad oordeelde dat het dagelijks bestuur terecht had verzocht om de bankafschriften over de drie maanden voorafgaand aan de ingangsdatum van de bijstandsaanvraag.
De Raad bevestigde dat de appellant redelijkerwijs over de gevraagde bankafschriften kon beschikken en dat zijn keuze om slechts een gedeeltelijke uitdraai te verstrekken, voor zijn eigen rekening en risico kwam. De beroepsgrond van de appellant dat het dagelijks bestuur niet gerechtigd was om de bankafschriften op te vragen, werd verworpen. De Raad concludeerde dat het dagelijks bestuur bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen en dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde. De eerdere uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.