ECLI:NL:CRVB:2021:2232

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 september 2021
Publicatiedatum
8 september 2021
Zaaknummer
21/681 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken beroepsgronden

Op 7 september 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 21/681 PW. Het hoger beroep was ingesteld door appellante, vertegenwoordigd door mr. M.J.G. Schroeder, advocaat. De zaak betreft een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 11 januari 2021, met zaaknummer 20/3860. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het ingediende beroepschrift geen gronden bevatte, zoals vereist volgens artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De gemachtigde van appellante is op 2 maart 2021 in de gelegenheid gesteld om dit verzuim binnen vier weken te herstellen, maar heeft deze termijn ongebruikt laten verstrijken. Vervolgens is op 2 april 2021 een tweede kans geboden om de beroepsgronden in te dienen, met wederom een termijn van vier weken. Ook deze termijn is niet benut. De Raad heeft geconcludeerd dat er geen redenen zijn aangevoerd die het verzuim kunnen verontschuldigen.

Gelet op het ontbreken van beroepsgronden heeft de Centrale Raad van Beroep het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door E.C.R. Schut, met K.R. van Renswoude als griffier. Belanghebbenden kunnen binnen zes weken na verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen.

Uitspraak

Datum uitspraak: 7 september 2021
21/681 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
11 januari 2021, 20/3860
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. M.J.G. Schroeder, advocaat, hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

In artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is bepaald dat het beroepschrift de gronden van het beroep dient te bevatten. Ingevolge artikel 6:24 van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Het ingediende beroepschrift bevat geen gronden.
Bij brief van 2 maart 2021 is de gemachtigde van appellante in de gelegenheid gesteld dit verzuim binnen vier weken te herstellen.
De gemachtigde van appellante heeft deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan.
Bij aangetekende brief van 2 april 2021 is aan de gemachtigde van appellante nogmaals de gelegenheid geboden de beroepsgronden in te dienen. Daarbij is een termijn van vier weken gesteld en is appellante erop gewezen dat overschrijding van die termijn tot gevolg zal hebben dat de zaak niet inhoudelijk wordt behandeld.
De gemachtigde van appellante heeft ook deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan.
Niet is gebleken van redenen die een verontschuldiging vormen voor dit verzuim. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 september 2021.
(getekend) E.C.R. Schut
(getekend) K.R. van Renswoude
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.