ECLI:NL:CRVB:2021:2153

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 augustus 2021
Publicatiedatum
27 augustus 2021
Zaaknummer
18/4658 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van medische adviezen inzake dubbele kinderbijslag onder de Algemene Kinderbijslagwet

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellante had aanvragen voor dubbele kinderbijslag ingediend voor haar kinderen, maar deze aanvragen waren door de Sociale Verzekeringsbank (Svb) afgewezen op basis van medische adviezen van het CIZ. De rechtbank had de beroepen van appellante tegen deze afwijzingen ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de medische adviezen zorgvuldig tot stand waren gekomen en inzichtelijk waren gemotiveerd. Appellante was het hier niet mee eens en stelde dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat de medische adviezen inzichtelijk waren. Ze voerde aan dat het onduidelijk was waarom in de primaire fase wel punten waren toegekend en waarom deze in bezwaar niet waren toegekend. Ook verzocht appellante de Raad om een deskundige te benoemen, omdat zij onvoldoende gelegenheid had gehad om weerwoord te bieden op de medische adviezen.

De Raad heeft de beroepsgrond van appellante verworpen en geconcludeerd dat de rechtbank terecht geen aanknopingspunten had gezien om te twijfelen aan de juistheid van de medische adviezen. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en voegde hieraan toe dat de verwijzing naar algemene informatie uit de DSM-V niet voldoende was om te twijfelen aan de juistheid van het medische advies. De Raad zag geen aanleiding om een deskundige te benoemen, aangezien appellante voldoende gelegenheid had gehad om medische stukken over te leggen. Uiteindelijk werd het hoger beroep van appellante afgewezen en werd de aangevallen uitspraak bevestigd.

Uitspraak

18.4658 AKW, 18/4659 AKW

Datum uitspraak: 25 augustus 2021
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 23 juli 2018, 17/6763 en 17/6764 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. W.A. Timmer, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend en desgevraagd een toelichting gegeven.
Namens appellante heeft mr. Timmer nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 juli 2021 door middel van beeldbellen. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Timmer. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.Y. van den Berg.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante heeft op 26 januari 2017 bij de Svb aanvragen voor dubbele kinderbijslag ingediend op grond van het bepaalde bij en krachtens de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) voor haar zoon [naam zoon] en haar dochter [naam dochter].
1.2.
De Svb heeft bij besluit van 23 maart 2017, gehandhaafd bij besluiten van 23 augustus 2017 (bestreden besluiten), de aanvragen afgewezen. De Svb heeft hieraan de medische adviezen van CIZ en het Beoordelingskader BUK 2016 (beoordelingskader) ten grondslag gelegd. De kinderen van appellante hebben geen intensieve zorg nodig en daarom wordt niet voldaan aan de voorwaarden voor dubbele kinderbijslag. De zorgscore van [naam zoon] is namelijk op de peildatum vastgesteld op nul punten, terwijl gelet op zijn leeftijd op die datum een minimale zorgscore van drie punten is vereist. De zorgscore van [naam dochter] is vastgesteld op nul punten, terwijl gelet op haar leeftijd op die datum een minimale zorgscore van vier punten is vereist.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard. De rechtbank heeft, voor zover van belang, overwogen dat de medische adviezen van CIZ zorgvuldig tot stand zijn gekomen en dat de medisch adviseur inzichtelijk heeft gemotiveerd waarom geen sprake is van intensieve zorg. De omstandigheid dat niet kenbaar is waarom in de primaire advisering wel enkele punten waren toegekend, laat onverlet dat de besluitvorming in bezwaar volledig wordt heroverwogen. Als gevolg van deze heroverweging kan tot een andere puntentoekenning worden gekomen. De rechtbank heeft in wat appellante heeft aangevoerd geen aanknopingspunten gezien om te twijfelen aan de juistheid van de medische adviezen. De rechtbank is daarom tot de conclusie gekomen dat de Svb de aanvragen terecht heeft afgewezen.
3. Appellante heeft in hoger beroep, kort samengevat, aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de medische adviezen inzichtelijk zijn. Het is immers onduidelijk waarom CIZ in de primaire fase wel punten heeft toegekend en waarom in bezwaar niet. Daarnaast heeft appellante de Raad verzocht een deskundige te benoemen. [X], waar [naam zoon] en [naam dochter] worden behandeld, heeft namelijk desgevraagd geen informatie verstrekt. Appellante heeft daardoor onvoldoende gelegenheid gehad om in voldoende mate weerwoord te bieden aan wat de medisch adviseur van CIZ in de medische adviezen heeft vermeld. Appellante heeft verder aangevoerd dat bij [naam zoon] ten onrechte geen punten zijn toegekend voor de items eten en drinken, gedrag, alleen thuis zijn, begeleiding buitenshuis en lichaamshygiëne. Bij [naam dochter] zijn ten onrechte geen punten toegekend voor de items eten en drinken, lichaamshygiëne, alleen thuis zijn en communicatie.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De beroepsgrond dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de medische adviezen inzichtelijk zijn, slaagt niet. Appellante onderkent niet dat de rechtbank de bestreden besluiten en de daaraan ten grondslag liggende medische adviezen in bezwaar beoordeelt. In dat verband moet worden beoordeeld of inzichtelijk is waarom de medisch adviseur in bezwaar geen punten heeft toegekend. Er bestaat geen grond voor de conclusie dat de medische adviezen in bezwaar niet inzichtelijk zijn. In deze medische adviezen is per item duidelijk uiteengezet waarom geen punt wordt toegekend. De in beroep en hoger beroep overgelegde stukken over de spraak- en taalontwikkeling van [naam dochter] en wat hierover tijdens de zitting is aangevoerd door de gemachtigde van appellante, bieden geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek en de beoordeling van het item communicatie bij [naam dochter]. De vertegenwoordiger van de Svb heeft zich tijdens de zitting op het standpunt gesteld dat deze stukken geen aanleiding geven om af te wijken van het eerdere standpunt. De Svb heeft deze stukken voorgelegd aan de medisch adviseur van CIZ. Deze heeft uit deze stukken geconcludeerd dat geen sprake is van één van de situaties als vermeld bij het item communicatie in het beoordelingskader. De Raad ziet geen aanknopingspunten om hieraan te twijfelen.
4.2.
De rechtbank heeft terecht geen aanknopingspunten gezien om te twijfelen aan de juistheid van de medische adviezen over de overige onder 3 vermelde items. De Raad onderschrijft de overwegingen hierover in de aangevallen uitspraak en volstaat met een verwijzing daarnaar. De Raad maakt het oordeel waartoe de rechtbank op grond van deze overwegingen is gekomen tot het zijne. De Raad voegt hieraan toe dat wat betreft het item gedrag bij [naam zoon] de verwijzing naar algemene informatie uit de DSM-V onvoldoende is om te twijfelen aan de juistheid van het medische advies.
4.3.
De Raad ziet geen aanleiding een deskundige te benoemen. Daarbij is van belang dat appellante voldoende gelegenheid heeft gehad om zelf medische stukken over te leggen en dat zij die gelegenheid ook heeft benut, zodat evenwicht heeft bestaan met betrekking tot de mogelijkheid om bewijsmateriaal aan te dragen. Uit 4.1 en 4.2 volgt dat appellante met wat zij heeft aangevoerd onvoldoende twijfel heeft gezaaid over de zorgvuldigheid en de juistheid van de beoordeling.
4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door L.M. Tobé als voorzitter en H. Benek en A.T. Marseille als leden, in tegenwoordigheid van R. van Doorn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 augustus 2021.
(getekend) L.M. Tobé
(getekend) R. van Doorn