ECLI:NL:CRVB:2021:2153
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van medische adviezen inzake dubbele kinderbijslag onder de Algemene Kinderbijslagwet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellante had aanvragen voor dubbele kinderbijslag ingediend voor haar kinderen, maar deze aanvragen waren door de Sociale Verzekeringsbank (Svb) afgewezen op basis van medische adviezen van het CIZ. De rechtbank had de beroepen van appellante tegen deze afwijzingen ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de medische adviezen zorgvuldig tot stand waren gekomen en inzichtelijk waren gemotiveerd. Appellante was het hier niet mee eens en stelde dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat de medische adviezen inzichtelijk waren. Ze voerde aan dat het onduidelijk was waarom in de primaire fase wel punten waren toegekend en waarom deze in bezwaar niet waren toegekend. Ook verzocht appellante de Raad om een deskundige te benoemen, omdat zij onvoldoende gelegenheid had gehad om weerwoord te bieden op de medische adviezen.
De Raad heeft de beroepsgrond van appellante verworpen en geconcludeerd dat de rechtbank terecht geen aanknopingspunten had gezien om te twijfelen aan de juistheid van de medische adviezen. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en voegde hieraan toe dat de verwijzing naar algemene informatie uit de DSM-V niet voldoende was om te twijfelen aan de juistheid van het medische advies. De Raad zag geen aanleiding om een deskundige te benoemen, aangezien appellante voldoende gelegenheid had gehad om medische stukken over te leggen. Uiteindelijk werd het hoger beroep van appellante afgewezen en werd de aangevallen uitspraak bevestigd.