Uitspraak
20.766 WLZ
CIZ
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, geboren in 1960, heeft een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) vanwege diverse medische klachten, waaronder fibromyalgie en PTSS. De aanvraag werd door het CIZ afgewezen, omdat de medische adviseurs concludeerden dat er geen medische noodzaak was voor 24-uurs zorg. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat er geen aanleiding was voor het benoemen van een onafhankelijke deskundige, aangezien appellante geen nadere medische informatie had overgelegd.
Appellante heeft hoger beroep ingesteld en betoogd dat het onderzoek van het CIZ onzorgvuldig was, omdat zij niet lichamelijk was onderzocht. Tevens verzocht zij om een deskundige te benoemen, omdat zij in bewijsnood verkeerde. De Raad heeft echter geoordeeld dat het onderzoek van het CIZ zorgvuldig was uitgevoerd. Een medewerker van het CIZ had een huisbezoek afgelegd en de medisch adviseur had alle relevante medische informatie in de beoordeling betrokken. De Raad concludeerde dat er geen reden was om aan de juistheid van de conclusies van de medisch adviseur te twijfelen.
Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van appellante afgewezen, de eerdere uitspraak bevestigd en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van griffier P. Boer, en is openbaar uitgesproken op 4 augustus 2021.