ECLI:NL:CRVB:2021:2007

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 juli 2021
Publicatiedatum
11 augustus 2021
Zaaknummer
20/4041 MPW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vergoeding ziekenhuiskosten en mantelzorgkosten op basis van de Voorzieningenregeling voor militaire oorlogs- en dienstslachtoffers

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Den Haag. De appellant, die niet is verschenen, had verzocht om een vergoeding van de eigen bijdrage voor ziekenhuiskosten van een operatie, alsook om een tegemoetkoming in de kosten van mantelzorg die hij heeft verleend aan een gewezen militair. De staatssecretaris van Defensie heeft deze verzoeken afgewezen. De Raad oordeelt dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn die een heroverweging rechtvaardigen. De afwijzing van de vergoeding voor de ziekenhuiskosten is terecht, aangezien de appellant niet voldoet aan de voorwaarden van de Voorzieningenregeling voor militaire oorlogs- en dienstslachtoffers. Eveneens is de afwijzing van de tegemoetkoming in de kosten van mantelzorg terecht, omdat deze vergoeding niet is opgenomen in de Voorzieningenregeling. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van de appellant niet slaagt. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

20.4041 MPW-PV, 20/4042 MPW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 29 oktober 2020, 19/2603 en 19/7083 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Staatssecretaris van Defensie te Heerlen (staatssecretaris)
Datum uitspraak: 30 juli 2021
Zitting hebben: C.H. Bangma, als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: M.E. van Donk
Appellant is niet verschenen. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door H.A.L. Knoben.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Appellant heeft aan de staatssecretaris verzocht om een vergoeding van de eigen bijdrage voor de ziekenhuiskosten van een operatie op grond van de Voorzieningenregeling voor militaire oorlogs- en dienstslachtoffers (Voorzieningenregeling). Bij besluit van 7 februari 2019, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 20 maart 2019 (bestreden besluit 1), heeft de staatssecretaris het verzoek om vergoeding van de eigen bijdrage afgewezen met toepassing van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht. Op het verzoek van appellant is al eerder afwijzend beslist bij besluit van 6 juni 2018 en appellant heeft geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden gesteld.
Voorts heeft appellant verzocht om een tegemoetkoming in de kosten van mantelzorg, die hij heeft verleend aan een gewezen militair. Bij besluit van 5 augustus 2019, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 10 oktober 2019 (bestreden besluit 2), heeft de staatssecretaris het verzoek om een tegemoetkoming in de kosten van mantelzorg afgewezen omdat een dergelijke vergoeding niet voorkomt in de Voorzieningenregeling. Verder valt appellant hoe dan ook niet onder de reikwijdte van de Voorzieningenregeling omdat deze op grond van artikel 1, onder a en b, alleen openstaat voor een beroepsmilitair, gewezen beroepsmilitair, dienstplichtige militair, gewezen dienstplichtige, reservist of gewezen reservist, waarbij bovendien een invaliditeit met dienstverband moet zijn vastgesteld. Appellant voldoet niet aan deze voorwaarden.
De Raad onderschrijft de overwegingen van de staatssecretaris in de bestreden besluitvorming en de overwegingen van de rechtbank ter zake. Wat appellant heeft aangevoerd geeft geen aanleiding hier iets aan toe te voegen. Het hoger beroep slaagt dus niet.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) M.E. van Donk (getekend) C.H. Bangma