ECLI:NL:CRVB:2021:2005

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 juli 2021
Publicatiedatum
11 augustus 2021
Zaaknummer
20/2686 AW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland inzake loonbetaling en ontslag van een ambtenaar

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellante, een ambtenaar, heeft in hoger beroep herhaald wat zij in de eerdere procedure heeft aangevoerd, maar is niet ingegaan op de inhoud van de bestreden besluiten. De rechtbank had in haar uitspraak een gemotiveerd oordeel gegeven over de bestreden besluiten, waarbij zij de voorwaarden voor staking van de loonbetaling en de voorwaarden voor ontslag heeft behandeld. De Raad heeft vastgesteld dat de appellante in hoger beroep niet heeft aangegeven waarom de overwegingen en het oordeel van de rechtbank onjuist zouden zijn. Hierdoor heeft de Raad zich beperkt tot het onderschrijven van de overwegingen van de rechtbank.

De zaak betreft een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Berg en Dal, waarbij de loonbetaling aan de appellante met ingang van 26 september 2017 is gestaakt. Dit besluit is later gewijzigd, en de appellante is met ingang van 1 februari 2019 ontslagen wegens volledige arbeidsongeschiktheid en een verstoorde arbeidsverhouding. De rechtbank heeft het beroep tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard en verzoeken om schadevergoeding afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd, en het hoger beroep van de appellante is afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

20.2686 AW-PV, 20/2687 AW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 13 juli 2020, 18/5771 en 19/4932 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Berg en Dal (college)
Datum uitspraak: 30 juli 2021
Zitting heeft: C.H. Bangma, als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: M.E. van Donk
Appellante is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. A.G. Kerkhof, advocaat, en I. Hallegraeff.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Bij besluit van 11 oktober 2017 heeft het college de loonbetaling aan appellante met ingang van 26 september 2017 gestaakt met toepassing van artikel 7:13:2, eerste lid, aanhef en onder a van de CAR-UWO. Het daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 7 februari 2018 (bestreden besluit 1) ongegrond verklaard. De ingangsdatum is daarbij gewijzigd in
11 oktober 2017. Na een voornemen daartoe, waarop appellante haar zienswijze heeft gegeven, heeft het college appellante met ingang van 1 februari 2019 ontslag verleend, primair wegens volledige arbeidsongeschiktheid voor de vervulling van haar functie wegens ziekte (artikel 8:4 van de CAR-UWO), subsidiair wegens een verstoorde arbeidsverhouding althans impasse in de arbeidsrelatie (artikel 8:8 van de CAR-UWO). Het daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 6 augustus 2019 (bestreden besluit 2) ongegrond verklaard.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard en de verzoeken om schadevergoeding afgewezen.
Appellante heeft in hoger beroep in de kern herhaald wat zij in beroep heeft aangevoerd. Zij is niet ingegaan op de inhoud van de bestreden besluiten. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak een gemotiveerd oordeel gegeven over de bestreden besluiten. In haar overwegingen is de rechtbank ingegaan op de voorwaarden voor staking van de loonbetaling en de voorwaarden voor ontslag. Nu appellante in hoger beroep niet kenbaar heeft gemaakt waarom de overwegingen en het oordeel van de rechtbank naar haar mening onjuist zijn beperkt de Raad zich tot het onderschrijven van de overwegingen ter zake.
Het hoger beroep slaagt dus niet.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) M.E. van Donk (getekend) C.H. Bangma