ECLI:NL:CRVB:2021:2000

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 juli 2021
Publicatiedatum
11 augustus 2021
Zaaknummer
20/782 ZVW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoeken om herziening van uitspraken inzake CAK en term 'wanbetaler'

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 juli 2021 uitspraak gedaan over de verzoeken om herziening van eerdere uitspraken van de Raad van 19 december 2019. Verzoekers, [verzoeker 1] en [verzoeker 2], hebben verzocht om herziening omdat zij van mening zijn dat zij niet in de gelegenheid zijn gesteld om ter zitting te worden gehoord, wat hen een eerlijk proces zou hebben ontnomen. Daarnaast hebben zij aangevoerd dat de Raad ten onrechte niet heeft beslist over hun verzoek om het CAK te veroordelen tot vergoeding van materiële schade en tot verwijdering van de term 'wanbetaler' uit hun dossiers op straffe van een dwangsom.

De Raad heeft in zijn uitspraak geoordeeld dat de verzoeken om herziening worden afgewezen. De Raad heeft vastgesteld dat de eerdere uitspraken van 19 december 2019 zijn gedaan na een behandeling ter zitting op 6 december 2019, waarbij de gemachtigde van verzoekers aanwezig was. De stelling dat de zaken zonder zitting zijn afgedaan, is derhalve feitelijk onjuist. Ook de claim dat de Raad niet heeft beslist over de verzoeken om schadevergoeding is onjuist, aangezien partijen op de zitting tot overeenstemming zijn gekomen over een proceskostenvergoeding.

Verder heeft de Raad zich onbevoegd verklaard om te oordelen over het verzoek om het CAK te veroordelen tot het verwijderen van de term 'wanbetaler' uit de dossiers van verzoekers. De verzoekers konden ter zitting niet aangeven waar deze term in hun dossiers voorkomt, en de Raad heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.

Uitspraak

20.782 ZVW-PV, 20/783 ZVW-PV

Datum uitspraak: 29 juli 2021
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraken van de Raad van 19 december 2019, 18/2670, en 18/2671
Partijen:
[verzoeker 1] te [woonplaats 1] en [verzoeker 2] te [woonplaats 2] (verzoekers)

CAK (CAK)

Zitting heeft: M.A.H. van Dalen-van Bekkum, als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: E.M. Welling
Ter zitting zijn verschenen mr. J.H. Weermeijer en mr. J.M. Nijman

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep:
- wijst de verzoeken om herziening af;
- verklaart zich onbevoegd te oordelen over het verzoek het CAK te bevelen de term “wanbetaler” uit de dossiers van verzoekers te verwijderen op straffe van een dwangsom.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1.1.
Namens verzoekers heeft mr. J.H. Weermeijer bij brief van 12 februari 2020 verzocht om herziening van bovengenoemde uitspraken van de Raad van 19 december 2019. In die uitspraken heeft de Raad de hoger beroepen van verzoekers niet-ontvankelijk verklaard, hun verzoeken om veroordeling tot vergoeding van schade afgewezen en bepaald dat CAK het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht diende te vergoeden. CAK heeft opmerkingen ingediend.
1.2.
Verzoekers hebben ter onderbouwing van hun herzieningsverzoek naar voren gebracht dat zij voorafgaand aan de uitspraken van 19 december 2019 niet in de gelegenheid zijn gesteld ter zitting te worden gehoord, zodat zij geen eerlijk proces hebben gehad. Ten onrechte zou in de uitspraken geen rechtsmiddelenverwijzing zijn opgenomen. Verder hebben zij aangevoerd dat de Raad ten onrechte niet heeft beslist over hun verzoek om CAK te veroordelen tot vergoeding van materiële schade. Zij hebben verzocht CAK te veroordelen tot verwijdering van de term “wanbetaler” uit hun dossiers op straffe van een dwangsom. Ten slotte hebben verzoekers verzocht om een veroordeling van CAK in de proceskosten.
2.1.
De uitspraken van 19 december 2019, waartegen geen verder rechtsmiddel open staat, zijn gedaan na behandeling van de betreffende hoger beroepen ter zitting van 6 december 2019. Namens verzoekers is hun gemachtigde daar toen verschenen. De stelling dat de zaken zonder zitting zijn afgedaan is dan ook feitelijk onjuist. Ook de stelling dat de Raad in de uitspraken van 19 december 2019 ten onrechte niet heeft beslist op verzoeken om materiële schadevergoeding (te weten integrale vergoeding van de proceskosten), is feitelijk onjuist. Blijkens de zittingsaantekeningen zijn partijen op de zitting van 6 december 2019 tot overeenstemming gekomen over een proceskostenvergoeding, waarbij gemachtigde van verzoekers het verzoek om een integrale proceskostenvergoeding heeft laten vallen. Een oordeel van de Raad op dit punt was, zoals in de uitspraken is toegelicht, niet meer nodig. Reeds omdat beide stellingen feitelijk onjuist zijn en nog afgezien van de eisen die artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht aan een dergelijk verzoek stelt, moet het verzoek om herziening van de uitspraken van 19 december 2019 worden afgewezen.
2.2.
De Raad is niet bevoegd te oordelen over het verzoek CAK te veroordelen tot verwijdering van de term “wanbetaler” uit de dossiers van verzoekers op straffe van een dwangsom. Ter zitting hebben verzoekers overigens niet kunnen aangeven of en zo ja waar die term in hun dossiers voorkomt. Afgesproken is dat gemachtigde van verzoekers het dossier nog nader zal bestuderen; als hij de term aantreft zal hij dit aan de gemachtigde van CAK laten weten, die vervolgens zal bezien of er aanleiding is de dossiers op dit punt aan te passen.
3. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) E.M. Welling (getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum