ECLI:NL:CRVB:2021:2000
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoeken om herziening van uitspraken inzake CAK en term 'wanbetaler'
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 juli 2021 uitspraak gedaan over de verzoeken om herziening van eerdere uitspraken van de Raad van 19 december 2019. Verzoekers, [verzoeker 1] en [verzoeker 2], hebben verzocht om herziening omdat zij van mening zijn dat zij niet in de gelegenheid zijn gesteld om ter zitting te worden gehoord, wat hen een eerlijk proces zou hebben ontnomen. Daarnaast hebben zij aangevoerd dat de Raad ten onrechte niet heeft beslist over hun verzoek om het CAK te veroordelen tot vergoeding van materiële schade en tot verwijdering van de term 'wanbetaler' uit hun dossiers op straffe van een dwangsom.
De Raad heeft in zijn uitspraak geoordeeld dat de verzoeken om herziening worden afgewezen. De Raad heeft vastgesteld dat de eerdere uitspraken van 19 december 2019 zijn gedaan na een behandeling ter zitting op 6 december 2019, waarbij de gemachtigde van verzoekers aanwezig was. De stelling dat de zaken zonder zitting zijn afgedaan, is derhalve feitelijk onjuist. Ook de claim dat de Raad niet heeft beslist over de verzoeken om schadevergoeding is onjuist, aangezien partijen op de zitting tot overeenstemming zijn gekomen over een proceskostenvergoeding.
Verder heeft de Raad zich onbevoegd verklaard om te oordelen over het verzoek om het CAK te veroordelen tot het verwijderen van de term 'wanbetaler' uit de dossiers van verzoekers. De verzoekers konden ter zitting niet aangeven waar deze term in hun dossiers voorkomt, en de Raad heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.