ECLI:NL:CRVB:2021:1904
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken van gronden
Op 29 juli 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 21/437 AOW. Het hoger beroep was ingesteld door de appellant, vertegenwoordigd door mr. D.D. Pietersz, advocaat. De zaak betreft een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 21 december 2020, waarin de appellant niet tevreden was met de beslissing van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het ingediende beroepschrift geen gronden bevatte, zoals vereist volgens artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De gemachtigde van de appellant kreeg de kans om dit verzuim te herstellen, maar heeft de gestelde termijnen ongebruikt laten verstrijken. Dit leidde tot de conclusie dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat er geen inhoudelijke behandeling van de zaak kan plaatsvinden zonder de benodigde beroepsgronden.
De Raad heeft besloten dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokken partijen zijn geïnformeerd over hun recht om binnen zes weken verzet aan te tekenen tegen deze beslissing.