ECLI:NL:CRVB:2021:1868

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 juli 2021
Publicatiedatum
29 juli 2021
Zaaknummer
20/185 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten naamswijziging van zoon

In deze zaak heeft appellante, een moeder van vier kinderen, een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van een naamswijziging van haar jongste zoon. De aanvraag, ter waarde van € 835,-, werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, omdat er geen sprake zou zijn van noodzakelijke kosten die voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de naamswijziging noodzakelijk is vanwege problemen die zij en haar zoon ondervinden bij het reizen naar het buitenland, waar de achternaam van haar zoon steeds vragen oproept. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat appellante geen omstandigheden heeft aangevoerd die de naamswijziging noodzakelijk maken. De wenselijkheid van de naamswijziging en de ervaren belemmeringen zijn niet voldoende om de kosten als noodzakelijk te kwalificeren. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep af.

Uitspraak

20 185 PW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
10 december 2019, 19/2744 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
Datum uitspraak: 27 juli 2021

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. J.A.M. van Oers, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een onderzoek ter zitting achterwege gebleven, waarna de Raad het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb heeft gesloten.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1
Appellante heeft vier kinderen. Alleen haar jongste zoon, geboren op [geboortedag] 2008, draagt de achternaam van zijn vader. De andere kinderen hebben dezelfde achternaam als appellante. Op 28 september 2018 heeft appellante bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van een verzoek om naamswijziging (achternaam) van haar jongste zoon. De gevraagde kosten bedragen € 835,-.
1.2.
Bij besluit van 3 oktober 2018, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 5 april 2019 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag afgewezen. Aan de besluitvorming heeft het college ten grondslag gelegd dat geen sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortkomende noodzakelijke kosten. Het kiezen voor een naamswijziging om zo gemakkelijker met vakantie te gaan is een individuele keuze en zal door appellante zelf moeten worden bekostigd. Dat appellante geen geld heeft om de kosten te betalen, vormt geen dringende reden.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellante zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Op grond van artikel 35 van de PW bestaat recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.
4.2.
Bij de toepassing van deze bepaling dient eerst beoordeeld te worden of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de alleenstaande of het gezin noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte dient de vraag te worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, op welk punt het college ingevolge genoemde bepaling een zekere beoordelingsvrijheid heeft.
4.3.
Appellante heeft aangevoerd dat de kosten waarvoor zij bijzondere bijstand heeft aangevraagd ten onrechte als niet noodzakelijk zijn aangemerkt. Zij heeft daartoe gesteld dat de naamswijziging van groot belang is voor haar en haar jongste zoon, omdat zij bij het reizen naar (familie in) het buitenland steeds problemen ondervindt. Haar jongste zoon wordt bij de douane altijd apart genomen en er worden vragen gesteld over zijn achternaam. Daardoor moet hij vaak huilen. Dit heeft nadelige gevolgen voor haar zoon.
4.4.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Appellante heeft in hoger beroep geen omstandigheden aangevoerd die in haar specifieke geval naamswijziging van haar jongste zoon noodzakelijk maken. De wenselijkheid van de naamswijziging en de belemmeringen die appellante en haar zoon ervaren bij het reizen naar het buitenland maken niet dat de kosten noodzakelijk zijn. De rechtbank heeft dus terecht geoordeeld dat het standpunt van het college dat het hier geen noodzakelijke kosten betreft juist is.
4.5.
Appelante heeft verder aangevoerd dat het college in de bijzondere omstandigheden dringende redenen had moeten vinden om de gevraagde bijzondere bijstand te verlenen. Voor zover appellante hiermee beoogt een beroep te doen op de zeer dringende redenen zoals bedoeld in artikel 16 van de PW, treft dit geen doel. Deze bepaling is immers slechts van toepassing voor zover de artikelen 11 tot en met 15 van de PW in de weg staan aan bijstandsverlening. Dat is hier niet het geval. Het college heeft de aanvraag namelijk afgewezen op de grond dat appellante niet voldoet aan de toepassingsvoorwaarden van artikel 35 van de PW voor het verlenen van de gevraagde bijzondere bijstand. Aan artikel 16, eerste lid, van de PW kan appellante daarom geen aanspraak op bijzondere bijstand ontlenen.
4.6.
De beroepsgrond dat appellante onevenredig hard wordt getroffen door het afwijzende besluit omdat zij op grond daarvan de kosten van naamswijziging zelf moet betalen, kan, gelet op wat in 4.4 en 4.5 is overwogen, evenmin slagen.
4.7.
Uit 4.1 tot en met 4.6 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van M. Zwart als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 juli 2021.
(getekend) E.C.R. Schut
(getekend) M. Zwart