ECLI:NL:CRVB:2021:1787
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor kosten babyuitzet op basis van het territorialiteitsbeginsel
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. A. El Idrissi, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die op 29 juli 2020 het beroep tegen de afwijzing van zijn aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van een babyuitzet ongegrond verklaarde. De aanvraag was ingediend op 20 augustus 2019, nadat de echtgenote van appellant op 7 juni 2019 in Marokko bevallen was van hun zoon. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had de aanvraag afgewezen op grond van artikel 11 van de Participatiewet, omdat de baby niet in Nederland woonachtig was en er geen zeer dringende redenen waren om bijstand te verlenen.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 20 juli 2021 geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat het territorialiteitsbeginsel in de weg staat aan het verlenen van bijzondere bijstand. De Raad heeft overwogen dat de zoon van appellant, die de Nederlandse nationaliteit heeft, ten tijde van de aanvraag en de besluitvorming in Marokko verbleef. Appellant had aangevoerd dat hij van plan was zijn gezin naar Nederland te halen, maar deze argumenten werden door de Raad niet als voldoende beschouwd om de afwijzing van de bijstandsaanvraag te weerleggen.
De Raad heeft ook de nieuwe informatie van appellant, dat zijn zoon sinds 19 februari 2020 in Nederland verblijft, niet als relevant beschouwd, omdat dit feit niet van toepassing was ten tijde van de besluitvorming. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt en heeft de aangevallen uitspraak bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.