ECLI:NL:CRVB:2021:1698

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 juli 2021
Publicatiedatum
13 juli 2021
Zaaknummer
20/409 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening ouderdomspensioen AOW na onderzoek duurzaam gescheiden leven

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van het ouderdomspensioen van appellant door de Sociale verzekeringsbank (Svb). Appellant, die getrouwd is met een echtgenote die in Finland woont, ontving sinds 1 juli 2007 een ouderdomspensioen voor ongehuwde pensioengerechtigden. De Svb heeft na een onderzoek naar de leefsituatie van appellant geconcludeerd dat er geen sprake was van duurzaam gescheiden leven, wat leidde tot de wijziging van het pensioen naar dat van een gehuwde pensioengerechtigde.

De rechtbank Noord-Nederland had eerder geoordeeld dat appellant en zijn echtgenote zich naar buiten toe als een echtpaar presenteerden en regelmatig contact hadden, wat niet in lijn was met de definitie van duurzaam gescheiden leven. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat er wel degelijk sprake was van duurzaam gescheiden leven, onder andere omdat er geen financiële verstrengeling was en zij niet in elkaars testament waren genoemd. Hij verwees ook naar beleidsregel SB1002 van de Svb, waarin staat dat de Svb alleen kan terugkomen op een eerdere beslissing bij nieuwe feiten of veranderde omstandigheden.

De Raad voor de Rechtspraak heeft het oordeel van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat de Svb terecht geen duurzaam gescheiden leven heeft aangenomen. De Raad stelde vast dat de Svb niet verplicht was om eerdere foute beoordelingen voort te zetten en dat de beleidsregel SB1002 niet relevant was voor deze zaak. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

20.409 AOW

Datum uitspraak: 8 juli 2021
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
13 december 2019, 19/2119 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. B. van Dijk, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 mei 2021. Appellant is met kennisgeving niet verschenen. De Svb heeft zich via beeldbellen laten vertegenwoordigen door mr. A. van den Berg.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant is getrouwd met [echtgenote] (echtgenote). De echtgenote woont in Finland. Aan appellant is per 1 juli 2007 een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) toegekend voor een ongehuwde pensioengerechtigde. Bij de toekenning van het pensioen is de Svb na ontvangst van het door appellant ingevulde formulier “Onderzoek duurzaam gescheiden leven” ervan uitgegaan dat bij appellant sprake was van duurzaam gescheiden leven als bedoeld in artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW.
Wat aan deze procedure voorafging
1.2.
In april 2018 is de Svb in het kader van een project duurzaam gescheiden leven een onderzoek gestart naar de woon- en leefsituatie van appellant. In februari 2019 heeft een huisbezoek plaatsgevonden in de woning van appellant en is met hem gesproken. Appellant heeft het formulier “Onderzoek DGL” ingevuld en ondertekend.
1.3.
Naar aanleiding van de bevindingen van het onderzoek is bij besluit van 7 maart 2019, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 15 mei 2019 (bestreden besluit), het ouderdomspensioen van appellant met ingang van 1 maart 2019 gewijzigd naar een pensioen voor een gehuwde pensioengerechtigde. Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag dat uit wat appellant heeft verklaard over zijn leefsituatie, niet blijkt dat sprake is van duurzaam gescheiden leven.
Wat heeft de rechtbank geoordeeld?
2. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een situatie van duurzaam gescheiden leven. Hiervoor is van belang dat tussen appellant en zijn echtgenote sprake is van een huwelijkse relatie. Zij presenteren zich naar buiten toe als echtpaar en er is sprake van regelmatig contact via Skype. Appellant en zijn echtgenote gaan gemiddeld twee keer per jaar op vakantie, waarbij appellant de meeste kosten voor zijn rekening neemt. Verder bezoeken appellant en zijn echtgenote gezamenlijk vrienden en familie. Daarnaast verrichten zij andere gezamenlijke activiteiten, zoals boodschappen doen, uit eten gaan en elkaars was verzorgen. Appellant en zijn echtgenote betalen elkaars verblijf wanneer zij bij elkaar zijn en hebben een sleutel van elkaars woning. Nu geen sprake is van duurzaam gescheiden leven heeft de Svb terecht het ouderdomspensioen gewijzigd naar een pensioen voor een gehuwde pensioengerechtigde.
Wat heeft appellant aangevoerd?
3. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat wel sprake is van een situatie van duurzaam gescheiden leven. Daarbij is benadrukt dat tussen appellant en zijn echtgenote geen sprake is van financiële verstrengeling en dat zij niet in elkaars testament zijn genoemd. Verder heeft appellant onder verwijzing naar de beleidsregel huwelijk en duurzaam gescheiden leven (SB1002) aangevoerd dat de Svb zijn ouderdomspensioen niet had mogen herzien. In deze beleidsregel is onder meer opgenomen dat de Svb alleen kan terug komen van een rechtens onaantastbare beschikking als sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht, of als een beschikking onmiskenbaar onjuist moet worden geacht. Volgens appellant is van beide situaties geen sprake.
Het oordeel van de Raad
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het oordeel van de rechtbank dat op 1 maart 2019 geen sprake is van een situatie van duurzaam gescheiden leven tussen appellant en zijn echtgenote is juist. De Raad volgt het oordeel van de rechtbank en verwijst daarvoor naar de overwegingen van de rechtbank.
4.2.
Dit betekent dat de Svb in de situatie van appellant terecht geen duurzaam gescheiden leven heeft aangenomen. De Svb was dan ook gehouden het ouderdomspensioen van appellant te herzien naar een gehuwdenpensioen. Op zitting heeft de Svb toegelicht dat het ouderdomspensioen met toepassing van 17a, tweede lid, van de AOW eerst is herzien per 1 maart 2019. Herziening naar het verleden toe heeft niet plaatsgevonden. Daarvoor heeft de Svb in aanmerking genomen dat appellant bij de aanvraag om toekenning van het ouderdomspensioen alle relevante informatie heeft gegeven en de Svb destijds ten onrechte geen nader onderzoek heeft gedaan. In aanvulling hierop merkt de Raad op dat de Svb niet is gehouden om in het verleden gemaakte foute beoordelingen ook in de toekomst voort te zetten.
4.3.
Tot slot wordt overwogen dat het beroep van appellant op beleidsregel SB1002 niet slaagt, omdat dit geen rechtens relevant beleid is. In die beleidsregel is opgenomen dat ook van duurzaam gescheiden leven sprake kan zijn in de situatie van een door de partners niet gewilde verbreking van de samenleving. Daarbij moet die samenleving in feite onmogelijk zijn geworden en feitelijk permanent zijn verbroken. Het moet dan bijvoorbeeld gaan om een permanente opname van één van de echtgenoten in een instelling. Een dergelijke situatie is hier niet aan de orde.
4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M. Wolfrat, in tegenwoordigheid van M.E. van Donk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2021.
(getekend) M. Wolfrat
(getekend) M.E. van Donk
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip duurzaam gescheiden leven.