ECLI:NL:CRVB:2021:1697

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 juli 2021
Publicatiedatum
13 juli 2021
Zaaknummer
20/894 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van ten onrechte ontvangen ouderdomspensioen en AIO-aanvulling zonder dringende redenen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die ten onrechte ouderdomspensioen en een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) ontving, heeft hoger beroep ingesteld tegen de terugvordering van deze bedragen door de Sociale verzekeringsbank (Svb). De Svb had in 2017 besloten om het recht op AIO-aanvulling te beëindigen en het teveel ontvangen pensioen terug te vorderen, omdat appellant niet meer als ingezetene van Nederland werd beschouwd. De rechtbank had het beroep tegen de terugvordering ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien.

In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij lange tijd in Nederland heeft gewoond en dat zijn vrouw en dochter ziek zijn. De Raad heeft echter geoordeeld dat de argumenten van appellant niet voldoende zijn om de terugvordering te rechtvaardigen. De Raad heeft het oordeel van de rechtbank bevestigd en aangegeven dat de omstandigheden van appellant geen dringende redenen opleveren om van terugvordering af te zien. De Svb heeft bovendien op de zitting aangegeven dat er momenteel niet wordt ingevorderd vanwege de financiële situatie van appellant. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

20.894 AOW

Datum uitspraak: 8 juli 2021
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
31 januari 2020, 17/6508 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 mei 2021. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich via videobellen laten vertegenwoordigen door mr. P. Stahl-de Bruin.

OVERWEGINGEN

1.1.
De Svb heeft aan appellant per 1 mei 2007 een gehuwdenpensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) toegekend. Vanaf 1 september 2012 had appellant recht op een ongehuwdenpensioen. Daarnaast ontving hij vanaf 24 oktober 2013 een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) voor een ongehuwde. Appellant verbleef vanaf maart 2009 grotendeels bij vrouw en dochter in Libanon.
Wat aan deze procedure voorafging
1.2.
De Svb heeft bij drie besluiten van 14 april 2017:
- het recht op AIO-aanvulling over 24 oktober 2013 tot en met 30 juni 2015 beëindigd, omdat appellant over die periode geen ingezetene meer van Nederland was;
- het recht op ouderdomspensioen over september 2012 tot en met januari 2016 herzien naar een gehuwdenpensioen;
- het hierdoor te veel ontvangen ouderdomspensioen en AIO-aanvulling van appellant teruggevorderd. Over de periode van 2013 tot en met januari 2016 gaat het uiteindelijk om een bedrag van € 16.192,09.
1.3.
Bij besluit van 6 oktober 2017 (bestreden besluit 1) is het bezwaar tegen het terugvorderingsbesluit niet-ontvankelijk verklaard, omdat appellant zijn bezwaarschrift niet had ondertekend.
1.4.
Bij beslissing op bezwaar van 14 december 2017 (bestreden besluit 2) heeft de Svb alsnog het bezwaar tegen het terugvorderingsbesluit ongegrond verklaard.
Wat heeft de rechtbank geoordeeld?
2.1.
De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep tegen het bestreden besluit 2 is ongegrond verklaard. In beroep was alleen in geschil of de Svb op grond van bijzondere omstandigheden had moeten afzien van de terugvordering.
2.2.
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van dringende redenen om geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien. Wat een dringende reden oplevert is omschreven in het beleid van de Svb en in vaste rechtspraak. De omstandigheden dat appellant alleen een ouderdomspensioen ontvangt, hij niet weet hoe hij dit moet terugbetalen en hij een gezondheidsprobleem heeft, vormen geen dringende reden zoals hiervoor bedoeld.
Wat heeft appellant aangevoerd?
3. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij 23 jaar in Nederland heeft gewoond en dat zijn vrouw en dochter ziek zijn. Appellant hoopt dat zijn ouderdomspensioen wordt uitbetaald.
Het oordeel van de Raad
4.1.
De Raad begrijpt het hoger beroep van appellant aldus dat dit alleen is gericht tegen de ongegrondverklaring van het beroep tegen het bestreden besluit 2 door de rechtbank. Dat betekent dat de terugvordering van het ten onrechte ontvangen ouderdomspensioen en AIOaanvulling in geschil is.
4.2.
De Raad volgt het oordeel van de rechtbank en verwijst daarvoor naar de overwegingen van de rechtbank. Wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden. Overigens heeft de Svb op de zitting toegelicht dat op dit moment niet wordt ingevorderd, gezien de financiële situatie van appellant.
4.3.
Het hoger beroep kan daarom niet slagen en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd voor zover aangevochten.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door M. Wolfrat, in tegenwoordigheid van M.E. van Donk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2021.
(getekend) M. Wolfrat
(getekend) M.E. van Donk