ECLI:NL:CRVB:2021:1668

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 juli 2021
Publicatiedatum
9 juli 2021
Zaaknummer
21/37 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens te late indiening van beroepsgronden

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 juli 2021 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van het hoger beroep van appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De gemachtigde van appellante had bij brief van 15 februari 2021 de gelegenheid gekregen om de beroepsgronden in te dienen, met een termijn van vier weken. Deze termijn eindigde op 15 maart 2021, maar de gemachtigde heeft geen gronden ingediend. Pas op 14 april 2021, na het verstrijken van de termijn, zijn de gronden per fax ontvangen door de Raad. De Raad heeft vastgesteld dat de gronden te laat zijn ingediend en dat er geen redenen zijn aangevoerd die het verzuim kunnen verontschuldigen. Hierdoor is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, zonder dat verder onderzoek nodig was. De uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, met K.R. van Renswoude als griffier. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en belanghebbenden kunnen binnen zes weken na verzending van de uitspraak verzet aantekenen.

Uitspraak

Datum uitspraak: 6 juli 2021
21/37 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
26 november 2020, 20/2889
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. J.P. Vandervoodt, advocaat, hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

In artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is bepaald dat het beroepschrift de gronden van het beroep dient te bevatten. Ingevolge artikel 6:24 van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Het ingediende beroepschrift bevat geen gronden.
Bij brief van 14 januari 2021 is de gemachtigde van appellante in de gelegenheid gesteld dit verzuim binnen vier weken te herstellen.
De gemachtigde van appellante heeft deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan.
Bij aangetekende brief van 15 februari 2021 is aan de gemachtigde van appellante nogmaals de gelegenheid geboden de beroepsgronden in te dienen. Daarbij is een termijn van vier weken gesteld en is appellante erop gewezen dat overschrijding van die termijn tot gevolg zal hebben dat de zaak niet inhoudelijk wordt behandeld.
De gemachtigde van appellante heeft binnen de in de brief van 15 februari 2021 gestelde termijn, welke eindigde op 15 maart 2021, geen gronden ingediend. Op 14 april 2021 heeft de Raad de gronden waarop het hoger beroep berust, per fax, ontvangen. De gronden zijn te laat bij de Raad ontvangen.
Niet is gebleken van redenen die een verontschuldiging vormen voor dit verzuim. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 juli 2021.
(getekend) E.C.R. Schut
(getekend) K.R. van Renswoude
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.