ECLI:NL:CRVB:2021:1665

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 juli 2021
Publicatiedatum
9 juli 2021
Zaaknummer
20/3333 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 juli 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellanten, vertegenwoordigd door mr. D. Aygur, hebben hoger beroep ingesteld, maar hebben verzuimd het verschuldigde griffierecht tijdig te betalen. Bij aangetekende brief van 6 november 2020 zijn de appellanten nogmaals gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, met de mededeling dat het bedrag binnen vier weken na de datum van de brief op de aangegeven bankrekening moest zijn bijgeschreven of contant moest worden betaald op het bezoekadres van de Raad. De appellanten hebben echter het griffierecht niet binnen de gestelde termijn voldaan.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat op basis van de beschikbare gegevens redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de appellanten niet in verzuim zijn geweest. Hierdoor is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en de appellanten hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van het afschrift van de uitspraak schriftelijk verzet te doen.

Uitspraak

Datum uitspraak: 6 juli 2021
20/3333 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van
11 augustus 2020, 19/1977 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] en [appellante] te [woonplaats] (appellanten)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oss

PROCESVERLOOP

Namens appellanten heeft mr. D. Aygur, advocaat, hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Bij brief van 6 oktober 2020 is de gemachtigde van appellanten erop gewezen dat een griffierecht van € 131,- is verschuldigd, en is medegedeeld dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de in die brief genoemde bankrekening moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brief van 6 november 2020 is de gemachtigde van appellanten nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de datum van deze brief dient te zijn bijgeschreven op de in die brief genoemde bankrekening dan wel contant moet zijn betaald op het bezoekadres van de Raad. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, appellanten er rekening mee moet houden dat het (hoger) beroep niet inhoudelijk behandeld zal worden.
Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald.
Op grond van de beschikbare gegevens kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat appellanten niet in verzuim is geweest. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 juli 2021.
(getekend) E.C.R. Schut
(getekend) K.R. van Renswoude
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.