Uitspraak
20.2267 PW
29 mei 2020, 19/2974 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, die tot 30 april 2019 bijstand ontving, heeft op 5 april 2019 een aanvraag ingediend voor bijstand op grond van de Participatiewet. Echter, op 26 juni 2019 heeft de politie bij een inval in zijn woning stoffen aangetroffen die gebruikt worden voor de productie van synthetische drugs. Naar aanleiding hiervan heeft het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch de bijstandsaanvraag afgewezen en het voorschot van € 875,- teruggevorderd, omdat de appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door deze activiteiten niet te melden.
De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de appellant betoogd dat hij de inlichtingenverplichting niet heeft geschonden en dat de aangetroffen stoffen niet van hem waren. De Raad heeft echter geoordeeld dat de aangetroffen stoffen in de woning van de appellant rechtvaardigen dat hij als eigenaar wordt beschouwd en dat de inkomsten uit de vervaardigde drugs aan hem zijn toe te rekenen. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant niet met objectieve en verifieerbare gegevens heeft aangetoond dat hij niet betrokken was bij de aangetroffen stoffen.
De Raad heeft de gronden van de appellant in hoger beroep als herhaling van eerdere argumenten beschouwd en heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.