ECLI:NL:CRVB:2021:1481
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om een indicatie op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) na medisch advies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant had een aanvraag ingediend voor een indicatie op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz), welke was afgewezen door het CIZ. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat het bestreden besluit was gebaseerd op een medisch advies dat deugdelijk en inzichtelijk was. Dit advies concludeerde dat er in de situatie van de appellant (nog) geen grondslag was die toegang bood tot Wlz-zorg. De rechtbank stelde vast dat er geen objectieve gegevens waren overgelegd die de medische beoordeling door het CIZ konden weerleggen.
In hoger beroep herhaalde de appellant dat hij verstandelijk beperkt was en dat dit een grondslag voor Wlz-zorg zou moeten zijn. Echter, de Raad oordeelde dat de appellant geen nieuwe gronden had aangevoerd die de eerdere beslissing konden ondermijnen. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat de mededeling over nieuwe informatie over de medische situatie van de appellant, die na de periode in geding was verkregen, niet leidde tot een ander oordeel. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees een proceskostenveroordeling af.