ECLI:NL:CRVB:2021:1468
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de vermindering van bezoldiging wegens niet-nakomen van re-integratieverplichtingen
Op 17 juni 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft appellant, die sinds 30 november 1998 in dienst is bij het Ministerie van Defensie en zich op 3 oktober 2016 ziek heeft gemeld. De commandant van het Defensie Ondersteuningscommando had appellant in een brief van 10 augustus 2018 geïnformeerd dat hij verplicht was mee te werken aan zijn re-integratie. Bij niet-nakoming zou zijn bezoldiging gedurende drie maanden met 10% verminderd worden. Dit besluit werd later bevestigd in een primair besluit op 28 augustus 2018 en een bestreden besluit op 25 februari 2019.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond. In hoger beroep heeft appellant betoogd dat hij niet verwijtbaar tekort is geschoten in zijn re-integratieverplichtingen. De Raad heeft echter vastgesteld dat appellant herhaaldelijk was aangespoord om zijn re-integratie te bevorderen, maar niet voldoende actie heeft ondernomen. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelt dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, met R. van Doorn als griffier, en is openbaar uitgesproken op 17 juni 2021.