ECLI:NL:CRVB:2021:1347

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 juni 2021
Publicatiedatum
8 juni 2021
Zaaknummer
20/1096 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.T.H. Zimmerman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid voor arbeid na medische beoordeling

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de ZW-uitkering van appellant. Appellant, die zich op 24 februari 2017 ziek meldde met psychische en lichamelijke klachten, was eerder in aanmerking gebracht voor ziekengeld op grond van de Ziektewet. Het Uwv had vastgesteld dat appellant met ingang van 20 augustus 2018 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen. De rechtbank Amsterdam had het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.

De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat de arbeidsdeskundige overtuigend had gemotiveerd dat appellant in staat was de geselecteerde functies te vervullen. De Raad heeft daarbij de medische informatie van de huisarts en behandelend psychologen in overweging genomen, maar concludeerde dat er geen nieuwe informatie was die leidde tot een ander oordeel over de belastbaarheid van appellant. De Raad heeft vastgesteld dat de geselecteerde functies in overeenstemming waren met de functionele mogelijkheden van appellant en dat de arbeidsdeskundige voldoende had gemotiveerd dat de werkbelasting niet boven zijn niveau lag.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling en de rol van de arbeidsdeskundige bij het vaststellen van de geschiktheid voor arbeid. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten, en de beslissing is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

20 1096 ZW

Datum uitspraak: 3 juni 2021
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
11 februari 2020, 19/769 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. B.B.A. Willering, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift en een nader stuk ingediend.
Appellant heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via videobellen plaatsgevonden op 22 april 2021. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Willering en [naam] . Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Sluijs.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant is laatstelijk werkzaam geweest als algemeen medewerker bij een pizzeria. Op 24 februari 2017 heeft hij zich vanuit de Werkloosheidswet ziek gemeld met psychische en lichamelijke klachten. Het Uwv heeft appellant in aanmerking gebracht voor ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW).
1.2.
In het kader van een eerstejaars ZW-beoordeling (EZWb) heeft een arts van het Uwv appellant op een spreekuur gezien. Deze arts heeft appellant belastbaar geacht met inachtneming van de beperkingen die zijn neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 26 juni 2018. Een arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat appellant niet in staat is zijn eigen werk te verrichten, vervolgens vijf functies geselecteerd en op basis van de drie functies met de hoogste lonen berekend dat appellant nog 100% van zijn zogeheten maatmaninkomen zou kunnen verdienen. Het Uwv heeft bij besluit van 19 juli 2018 vastgesteld dat appellant met ingang van 20 augustus 2018 geen recht meer heeft op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd.
1.3.
Naar aanleiding van het bezwaar van appellant heeft een verzekeringsarts bezwaar en beroep in de FML van 23 januari 2019 aanvullende beperkingen neergelegd. Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vastgesteld dat voldoende functies resteren die in overeenstemming zijn met deze gewijzigde functionele mogelijkheden van appellant. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant ongewijzigd vastgesteld op minder dan 35%. Het Uwv heeft het bezwaar van appellant bij beslissing op bezwaar van 30 januari 2019 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het medisch onderzoek op zorgvuldige wijze plaatsgevonden. Daarnaast berust de beslissing op bezwaar op een deugdelijke medische grondslag.Uitgaande van de in bezwaar aangepaste FML en rekening houdend met de in beroep aangevoerde gronden en ingebrachte medische informatie, heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geconcludeerd dat niet alle geselecteerde functies geschikt zijn, maar dat voldoende passende functies overblijven waarmee appellant meer dan 65% van het maatmaninkomen kan verdienen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft toegelicht dat de werkbelasting van de geselecteerde functies in overeenstemming is met de functionele mogelijkheden van appellant. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is voor het selecteren van de functies het opleidingsniveau één van de selectiecriteria en is een IQ-score daarbij niet bepalend. Appellant heeft opleidingsniveau 2 en dat is in de geselecteerde functies het hoogste opleidingsniveau. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft appellant, na overleg met de verzekeringsarts bezwaar en beroep, daarom in staat geacht een praktische interne opleiding te kunnen volgen behorend bij de functie van medior soldering operator. De rechtbank heeft de belasting in de geselecteerde functies vergeleken met de FML en heeft daarbij de aanvullende categoriale en functiespecifieke toelichting van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep betrokken. De rechtbank heeft geoordeeld dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep afdoende heeft gemotiveerd dat de belastbaarheid van appellant in de functies niet wordt overschreden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv op goede gronden vanaf 20 augustus 2018 de ZW-uitkering van appellant beëindigd.
3.1.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij medisch gezien niet in staat is om de geselecteerde functies te vervullen. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft appellant diverse stukken van de huisarts en van de behandelend sector overgelegd. Daarnaast heeft appellant gesteld dat zijn belastbaarheid in de geselecteerde functies wordt overschreden ten aanzien van deadlines en hoog handelingstempo. Appellant is ook van mening dat zijn functionele mogelijkheden in de geselecteerde functies worden overschreden door de vele prikkels in een werkruimte, de hoge werkdruk en het (machine)lawaai. Tevens zijn de geselecteerde functies volgens appellant te ingewikkeld wegens zijn licht verstandelijke beperking en IQ van 54. Verder acht appellant zich niet in staat tot het volgen van een vereiste training en online bijscholing.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft het Uwv een rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van
3 juni 2020 overgelegd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Op grond van artikel 19aa, eerste lid, van de ZW heeft een verzekerde zonder werkgever, na 52 weken ongeschiktheid tot werken, recht op ziekengeld als hij nog steeds ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid en hij als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Op grond van artikel 19aa, vijfde lid, van de ZW wordt onder het maatmaninkomen verstaan hetgeen gezonde personen met soortgelijke opleiding en ervaring, ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst heeft verricht, of in de omgeving daarvan met arbeid gewoonlijk verdienen. Op grond van artikel 19ab, eerste en derde lid, van de ZW wordt het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen, bedoeld in artikel 19aa van de ZW, vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek en wordt onder arbeid als bedoeld in artikel 19aa van de ZW verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe een verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is. Voor de beoordelingssystematiek waarmee de verdiencapaciteit na het eerste ziektejaar wordt bepaald, wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de huidige uitvoeringssystematiek van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, waarbij aan de hand van geschikte functies wordt vastgesteld of de betrokkene beschikt over resterende verdiencapaciteit (zie de uitspraak van 30 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4920).
4.2.
De rechtbank wordt gevolgd in haar oordeel dat het bestreden besluit op een deugdelijke medische grondslag berust. De arts van het Uwv is bekend met de angst- en paniekklachten van appellant en heeft aannemelijk geacht dat appellant beperkingen heeft in zijn persoonlijk functioneren. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aanleiding gezien voor het aannemen van aanvullende beperkingen ten aanzien van persoonlijk en sociaal functioneren, dynamische handelingen alsmede voor werktijden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daarbij onder meer de medische informatie van de huisarts van 12 september 2018 en de gegevens van de behandelend psychologen van appellant van 29 maart 2018 en 18 mei 2018 betrokken. Uit de beschikbare medische informatie is niet gebleken dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep met de vastgestelde beperkingen de angst- en paniekklachten en de daaruit voortvloeiende overige klachten, zoals een versnelde hartslag en vermoeidheid, van appellant heeft onderschat. Ten aanzien van de licht verstandelijke beperking bij appellant heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 9 september 2019 afdoende gemotiveerd waarom er geen aanknopingspunten zijn voor het aannemen van aanvullende beperkingen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op inzichtelijke wijze toegelicht dat een licht verstandelijke beperking of een beneden gemiddeld intelligentie niveau niet betekent dat appellant niet zou kunnen of mogen werken. Van belang is dat geen werk boven zijn niveau wordt geselecteerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voldoende gemotiveerd dat de arbeidsdeskundigen dit ook niet hebben gedaan en dat de geselecteerde functies eenvoudig van aard zijn.
4.3.
De stukken die appellant in hoger beroep heeft overgelegd, bevatten geen nieuwe informatie met betrekking tot de medische situatie van appellant op de datum in geding. Deze gegevens leiden daarom niet tot een ander oordeel.
4.4.
De rechtbank wordt gevolgd in haar oordeel dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep overtuigend heeft gemotiveerd dat appellant in staat moet worden geacht de aan de EZWb ten grondslag gelegde functies te vervullen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport van 3 juni 2020 op inzichtelijke wijze toegelicht dat de beschrijving van de arbeidsdeskundig analist bij de geselecteerde functies geen blijk geeft van een belasting op de aspecten deadlines en hoog handelingstempo. Daarnaast heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in het rapport van 10 september 2019 voldoende gemotiveerd dat bij het bepalen van het niveau van de geselecteerde functies het opleidingsniveau één van de bepalende selectiecriteria is. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft daarbij vermeld dat het opleidingsniveau aangeeft tot en met welk niveau er voor appellant met behulp van het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) functies geselecteerd mogen worden en dat een IQ-score daarbij niet bepalend is. Uit het rapport van de arbeidsdeskundige volgt dat appellant het basisonderwijs in Nederland volledig heeft afgerond. Dit betekent dat het Uwv het opleidingsniveau van appellant terecht heeft vastgesteld op niveau 2 (lezen, schrijven en rekenen op eindniveau basisschool). De geselecteerde functies hebben maximaal opleidingsniveau 2. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft appellant daarom ook in staat mogen achten tot het volgen van een interne bedrijfsopleiding behorend bij de geselecteerde functies van productiemedewerker industrie (SBC-code 111180) en inpakker (SBC-code 111190). Voorts heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in het rapport van 3 juni 2020 uitgebreid gemotiveerd dat de belastbaarheid van appellant niet wordt overschreden ten aanzien van prikkels in een werkruimte, hoge werkdruk en machinelawaai. Dat de werkbelasting op de overige aspecten in de geselecteerde functies in overeenstemming is met de functionele mogelijkheden van appellant heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ook voldoende gemotiveerd.
5. Uit 4.1 tot en met 4.4 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.T.H. Zimmerman, in tegenwoordigheid van B.V.K. de Louw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 juni 2021.
(getekend) J.T.H. Zimmerman
(getekend) B.V.K. de Louw