ECLI:NL:CRVB:2021:1250
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake Wajong-uitkering en gelijkstelling ingezetene Nederland
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 mei 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellante die een Wajong-uitkering aanvroeg. De appellante, geboren in 1987, had op 14 november 2016 een aanvraag ingediend voor een beoordeling van haar arbeidsvermogen op grond van de Wajong 2015. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had deze aanvraag op 13 december 2016 afgewezen, omdat appellante op haar 18e verjaardag niet in Nederland of een EU/EER-land woonde. Appellante stelde dat zij op die datum in het Verenigd Koninkrijk verbleef bij haar grootvader, maar kon dit niet met concrete gegevens onderbouwen. Het Uwv weigerde het besluit te herzien, en het bezwaar tegen deze weigering werd ongegrond verklaard.
De rechtbank Limburg had het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging. Tijdens de zitting op 16 april 2021 werd appellante vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. H.N.H. Dresschers, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door P. Heijnen-Veldman. De Raad oordeelde dat het Uwv de e-mail van appellante als bezwaarschrift had moeten beschouwen, maar dat dit geen gevolgen had voor de inhoudelijke beoordeling van de aanvraag.
De Raad concludeerde dat appellante niet kon worden gelijkgesteld met een ingezetene van Nederland, omdat zij op haar 18e verjaardag niet in Nederland woonde en niet voldoende bewijs had geleverd voor haar verblijf in het Verenigd Koninkrijk. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep af, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.