ECLI:NL:CRVB:2021:1220
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Kostenveroordeling in hoger beroep na intrekking door bestuursorgaan
Op 25 mei 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 19/5116 PW. Deze uitspraak betreft een hoger beroep dat door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Smallingerland was ingesteld, maar dat op 16 november 2020 door het bestuursorgaan is ingetrokken. Namens de betrokkene, die in deze zaak niet bij naam is genoemd, heeft advocaat mr. R.A. Bruintjes verzocht om de appellant te veroordelen in de proceskosten. De appellant heeft geen verweerschrift ingediend, en het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft vervolgens de kosten die de betrokkene redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met het hoger beroep beoordeeld. Volgens artikel 8:118, eerste lid, van de Awb kan het bestuursorgaan, na intrekking van het hoger beroep, op verzoek van een partij worden veroordeeld in de proceskosten. De Raad heeft vastgesteld dat de kosten voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep zijn begroot op € 534,-. De Centrale Raad van Beroep heeft de appellant dan ook veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan de betrokkene. De uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.