ECLI:NL:CRVB:2021:1211
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-tijdige indiening van het beroepschrift leidt tot niet-ontvankelijkheid in hoger beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 mei 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Het hoger beroep was ingesteld door mr. W.H. van Zundert, advocaat van de appellant. De rechtbank had op 12 november 2020 een uitspraak gedaan, welke op 29 december 2020 door de appellant werd aangevochten. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet een beroepschrift binnen zes weken na de bekendmaking van de uitspraak worden ingediend. De termijn begint te lopen op de dag na de verzending van de uitspraak aan de partijen. In dit geval was het beroepschrift op 29 december 2020 ontvangen, terwijl de termijn op 12 november 2020 begon. De Raad concludeerde dat het beroepschrift te laat was ingediend, aangezien het pas op 28 december 2020 ter post was bezorgd, wat na de termijn was. De gemachtigde van de appellant had niet gereageerd op een verzoek om uitleg over de termijnoverschrijding. Hierdoor werd het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, zonder verder onderzoek. De Raad besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.