In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de intrekking van hun bijstandsuitkering werd bevestigd. Appellanten ontvingen vanaf 14 augustus 2009 bijstand op basis van de Participatiewet (PW). Naar aanleiding van een anonieme melding dat zij een woning in Turkije bezitten, heeft de gemeente Tilburg een onderzoek ingesteld. Tijdens dit onderzoek hebben appellanten verklaard dat zij een huis in Nederland bezitten, maar geen documenten konden overleggen. Het college heeft vervolgens hun bijstandsuitkering ingetrokken en de gemaakte kosten teruggevorderd, omdat appellanten hun inlichtingenverplichting niet zijn nagekomen.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat appellanten aan hun afgelegde verklaring moeten worden gehouden, ondanks hun stelling dat zij de Nederlandse taal niet machtig zijn. De Raad concludeert dat het college voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat appellanten gedurende de te beoordelen periode de beschikking hadden over een woning in Turkije. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellanten af, omdat zij niet hebben aangetoond dat hun verklaring betrekking had op een woning in Nederland. De Raad oordeelt dat er geen aanleiding is voor een kostenveroordeling.