ECLI:NL:CRVB:2021:1175
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekken en terugvorderen van AIO-aanvulling wegens gebrek aan medewerking en melding van onroerend goed in Turkije
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin het beroep tegen het besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) om de AIO-aanvulling in te trekken, ongegrond werd verklaard. Appellanten ontvingen vanaf 1 maart 2009 AIO-aanvulling, maar de Svb heeft hen in 2017 medegedeeld dat hun recht op deze uitkering werd ingetrokken omdat zij geen medewerking verleenden aan een onderzoek naar hun vermogen in Turkije. De Svb had vastgesteld dat appellanten onroerend goed bezaten in Turkije, maar zij hadden dit niet gemeld. Appellanten voerden aan dat het onderzoek in strijd was met het discriminatieverbod en dat de bevindingen onrechtmatig waren verkregen. Tijdens de zitting werd duidelijk dat appellanten een nieuwe beroepsgrond naar voren brachten, maar deze werd als te laat en in strijd met de goede procesorde beschouwd. De Raad oordeelde dat appellanten deze grond eerder hadden kunnen inbrengen en dat de Svb niet in staat was om adequaat te reageren. Daarom werd het hoger beroep afgewezen en de eerdere uitspraak bevestigd.