ECLI:NL:CRVB:2021:1056

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 april 2021
Publicatiedatum
7 mei 2021
Zaaknummer
20/4051 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • J.T.H. Zimmerman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid Centrale Raad van Beroep inzake hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Limburg

Op 29 april 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 20/4051 WAO. De zaak betreft een hoger beroep dat door appellante is ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg van 22 oktober 2020, met nummer 20/1473. De rechtbank had in haar uitspraak beslist op het beroep van appellante tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De aangevallen uitspraak is een uitspraak als bedoeld in artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Appellante heeft verzet ingediend tegen deze uitspraak bij de rechtbank.

De Centrale Raad van Beroep overweegt dat volgens artikel 8:104, tweede lid, aanhef en onder a, van de Awb, tegen een uitspraak van de rechtbank na toepassing van artikel 8:54, eerste lid, geen hoger beroep kan worden ingesteld. De Raad heeft vastgesteld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die een doorbreking van het wettelijk appelverbod zouden kunnen rechtvaardigen. Hierdoor is de Raad kennelijk onbevoegd om kennis te nemen van het door appellante ingestelde hoger beroep. De Raad heeft dan ook zonder verder onderzoek beslist dat het hoger beroep niet ontvankelijk is.

De uitspraak is gedaan door J.T.H. Zimmerman, in tegenwoordigheid van T. Hemelrijk-van den Oudenalder als griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken op dezelfde datum. Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbenden en het bestuursorgaan binnen zes weken na verzending van het afschrift schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

Datum uitspraak: 29 april 2021
20/4051 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 22 oktober 2020, 20/1473 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Appellante heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank beslist op het beroep van appellante tegen een beslissing van het Uwv. De aangevallen uitspraak is een uitspraak als bedoeld in artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Appellante heeft hiertegen bij de rechtbank verzet ingediend.
In artikel 8:104, tweede lid, aanhef en onder a, van de Awb, is bepaald dat tegen een uitspraak van de rechtbank na toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb, geen hoger beroep kan worden ingesteld.
Verder is niet gebleken van feiten en omstandigheden die een doorbreking van het wettelijk appelverbod zouden kunnen rechtvaardigen.
De Raad is dan ook kennelijk onbevoegd om van het door appellante ingestelde hoger beroep kennis te nemen, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door J.T.H. Zimmerman, in tegenwoordigheid van
T. Hemelrijk-van den Oudenalder als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 april 2021.
(getekend) J.T.H. Zimmerman
(getekend) T. Hemelrijk-van den Oudenalder
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.