ECLI:NL:CRVB:2021:1036
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de belastbaarheid van appellante in het kader van ziekengeld op grond van de Ziektewet na een eerstejaars ZW-beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellante, die zich ziek had gemeld met knieklachten, ontving ziekengeld op grond van de Ziektewet. Het Uwv had vastgesteld dat appellante met ingang van 10 november 2018 geen recht meer had op ziekengeld, omdat zij meer dan 65% van haar maatmaninkomen kon verdienen. Appellante was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld.
De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de belastbaarheid van appellante, zoals vastgesteld door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De Raad onderschreef de gronden van de rechtbank en voegde hieraan toe dat de aanvullende stukken die appellante in hoger beroep had ingediend geen aanleiding gaven tot twijfel aan de medische beoordeling van het Uwv.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De overwegingen van de Raad waren onder andere dat de klachten van appellante voldoende waren meegewogen in de beoordeling en dat de functies die aan de EZWb ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellante. De uitspraak werd gedaan door A.T. de Kwaasteniet, in tegenwoordigheid van griffier G.S.M. van Duinkerken.